PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Zelfscan

Met de zelfscan kan je jouw huidige evaluatiepraktijk in kaart brengen.

Wil je ermee aan de slag op schoolniveau? Hier vind je 8 mogelijke werkwijzen.

Beste leraar,

De zelfscan geeft je een beeld waar je momenteel al (sterk) op inzet en wat je mogelijke groeipunten zijn. Dit kan je helpen om gericht aan de slag te gaan met deze website en doelbewust op zoek te gaan naar informatie en concrete methodieken.

Het invullen van de zelfscan zal ongeveer 7 minuten duren.

We doen twee suggesties om aan de slag te gaan met de zelfscan:

  • Je vult de zelfscan in met jouw algemene evaluatiepraktijk in het achterhoofd (lees: ‘hoe je het doorgaans aanpakt’).

  • Je vult de zelfscan in met een of meerdere specifieke klasgroepen in het achterhoofd. Dit kan helpen als

    • … je graag zou experimenteren met een aantal nieuwe evaluatiemethodieken, maar enkel in klasgroepen waar een veilig klimaat heerst. Dan kan je onderstaande stellingen beantwoorden met deze klasgroepen in het achterhoofd.

    • … je merkt dat evalueren moeilijk loopt in een of meerdere klasgroepen en dat je graag extra informatie en suggesties wil. Dan kan je onderstaande stellingen beantwoorden met deze klasgroepen in het achterhoofd.

    • … je bijvoorbeeld een leraar Nederlands bent die voornamelijk lesgeeft in het derde jaar van de doorstroom-finaliteit. Dan kan je onderstaande stellingen beantwoorden met deze klasgroep of -groepen en dat specifieke vak in het achterhoofd.

De zelfscan is o.a. gebaseerd op de gevalideerde vragenlijst van Veugen, Gulikers en den Brok (2021) en de vragenlijst van Zhang en Burry-Stock (1994). Om aan de noden van de professionaliseringstool te voldoen, zijn verdere aanpassingen gedaan.

Geef aan in welke mate je het eens bent met volgende stellingen:

nvt: niet van toepassing, 1: helemaal oneens; 2: eerder oneens; 3: neutraal; 4: eerder eens; 5: helemaal eens

Actie 1: Hoe zorg ik dat mijn leerlingen exact weten wat er van hen wordt verwacht?

Ik formuleer de leerdoelen op een (voor mijn leerlingen) verstaanbare manier.

Ik deel de leerdoelen met mijn leerlingen.

Ik betrek de leerlingen bij de leerdoelen en/of controleer of ze begrijpen welke leerdoelen ze nastreven.

Ik bespreek en deel kwaliteitscriteria met mijn leerlingen en maak hen duidelijk waarop ze geëvalueerd worden.

Ik controleer of mijn leerlingen de evaluatiecriteria begrijpen (door de criteria bv. te laten toepassen en/of te laten uitleggen wat ze eronder verstaan).

Ik gebruik methodieken om de kwaliteitscriteria samen met mijn leerlingen op te stellen.

Ik gebruik voorbeelden om te verduidelijken wat ik van mijn leerlingen verwacht bij opdrachten.

Ik demonstreer hoe leerlingen een opdracht moeten uitwerken of hoe ze een (leer)strategie inzetten om een oefening/opdracht tot een goed einde te brengen.

Ik stel kwaliteitscriteria op om complexe opdrachten (zoals schrijfopdrachten, presentaties, creatieve opdrachten, enz.) op een objectieve manier te evalueren.

Actie 2: Hoe ga ik doelgericht na wat mijn leerlingen kennen en kunnen?

Tijdens een les(senreeks) gebruik ik formatieve evaluatiemethoden om na te gaan in welke mate mijn leerlingen de leerstof begrijpen en/of de leerdoelen beheersen bv. evaluatievormen (exit tickets, observaties, gesprekken, doorvragen, enz.).

Tijdens de les gebruik ik methodieken waarmee de leerlingen allemaal op hetzelfde moment antwoorden (bv. wisbordjes, Padlet, enz.) waardoor ik zicht krijg op het denkproces van álle leerlingen.

Tijdens een les(senreeks) denk ik van tevoren na over de typische (denk)fouten en misvattingen van leerlingen en leg ik deze bloot door gerichte vragen te stellen.

Tijdens een les(senreeks) laat ik mijn leerlingen de leerstof verwerken door ze zelf vragen te laten opstellen.

Tijdens een les(senreeks) gebruik ik bewust (productieve) leeractiviteiten waarmee mijn leerlingen de leerstof op een diepgaande manier verwerken (mindmaps, uitleggen, samenvatten, leerstof terughalen vanuit het geheugen, enz.).

Bij het summatief beoordelen stem ik mijn evaluaties af op de leerdoelen.

Bij het summatief beoordelen gebruik ik verschillende evaluatievormen (groepswerken, portfolio’s, observaties, (openboek)toetsen, enz.) om de beheersing van mijn leerlingen breed in kaart te brengen.

Ik baseer mijn summatief oordeel op verschillende evaluatiemomenten.

Ik sta stil bij de kwaliteit van de summatieve evaluaties die ik opstel en/of gebruik.

Ik evalueer zowel het eindproduct als het proces richting dit product.

Ik heb goed zicht op welke de kwaliteitscriteria van een goed evaluatiesysteem zijn.

Ik weet waarmee ik rekening moet houden om een kwalitatieve en objectieve (summatieve) evaluatie op te stellen.

Actie 3: Hoe beoordeel en interpreteer ik de data die ik verzamel?

Ik weet waarmee ik rekening kan houden om een evaluatie zo objectief mogelijk te beoordelen.

Ik weet hoe ik complexe competenties op een kwalitatieve en objectieve manier kan beoordelen.

Ik laat mijn leerlingen elkaars of hun eigen werk beoordelen (met voorbeelden en/of kwaliteitscriteria).

Ik vertrek vanuit de vooropgestelde leerdoelen om data (zoals bv. leerlingcontacten, feedback en resultaten van leerlingen) te interpreteren.

Ik gebruik verschillende databronnen (zoals bv. leerlingcontacten, feedback van leerlingen, enz.) om een correcter en diepgaander beeld te krijgen van de beheersing en leerbehoeften van leerlingen.

Ik overleg en werk samen met collega’s om betekenis te geven aan data (zoals bv. observaties, feedback en resultaten van leerlingen).

Actie 4: Hoe geef ik feedback die het leren optimaliseert?

Ik bereid mijn leerlingen expliciet voor op het ontvangen en het actief verwerken van feedback.

Ik geef klassikale feedback (door bv. algemene sterktes en aandachtspunten te bespreken, door één of meerdere opdrachten luidop te voorzien van feedback, enz.).

Ik geef motiverende feedback door zowel te focussen op de sterktes als op de aandachtspunten.

Ik geef feedback zo snel mogelijk na een opdracht.

Ik stel de feedback eventjes uit tot op het moment dat mijn leerlingen starten met een volgende, gelijkaardige opdracht.

Ik slaag erin mijn leerlingen aan de slag te laten gaan met feedback om hun opdrachten te verbeteren en/of hun leerstrategieën bij te sturen.

Ik pas mijn feedback aan naargelang de leerlingen die feedback krijgen.

Ik laat mijn leerlingen elkaar feedback geven.

Ik laat mijn leerlingen zichzelf feedback geven.

Ik voorzie de werken van mijn leerlingen van geschreven feedback.

Ik voorzie de werken van mijn leerlingen van mondelinge feedback (zoals bv. audio- of videofeedback).

Ik voer individuele gesprekken met leerlingen over hun leerproces (leerlingcontact, informeel moment, enz.).

Actie 5: Welke vervolgacties onderneem ik om het leren te optimaliseren?

Op basis van informatie die ik verzamel, geef ik bepaalde leerlingen ondersteuning op maat (hulpfiches, stappenplannen, peer tutoring, gebruik rekenmachine, enz).

Ik wijk af van mijn voorbereiding wanneer ik merk dat mijn leerlingen de leerstof niet (voldoende) beheersen.

Ik gebruik informatie over leerlingen om bewust in te spelen op de verschillen in interesses.

Ik laat leerlingen afwisselend individueel en in groepjes werken.

Ik voorzie opdrachten met een verschillende moeilijkheidsgraad.

Ik voorzie gedifferentieerde instructie op maat van de leerlingen.

Ik werk op meerdere sporen om te kunnen inspelen op de verschillende leerbehoeften van leerlingen.

Ik laat mijn leerlingen zelf of in overleg met elkaar de volgende stap in hun leerproces bepalen.

Ik differentieer in de manier waarop ik de leerlingen evalueer (door bv. verschillende versies van een toets aan te bieden of door keuze te laten in de oefeningen die leerlingen maken).

Wie ben je?

Onderwijsniveau
Onderwijsvorm
Graad
Jaren ervaring
Voor de hoeveelste keer vul je de zelfscan in:
Geef je ons de toestemming om je antwoorden geanonimiseerd bij te houden voor onderzoeksdoeleinden?
Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.