PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Natuurlijk is het nuttig om te reflecteren over je evaluatiepraktijk. Het kan aanzetten tot aanpassingen, of verbeteringen in de dagelijkse praktijk. Ik zie verschillende mogelijkheden om deze vragenlijst in te zetten, en dan niet alleen individueel. We kunnen veel breder gaan dan dat.
Directeur secundair onderwijs

We bieden op deze website twee scans aan.

Op deze pagina vind je alle informatie die je nodig hebt om onze zelfscan te gebruiken in je schoolteam. De zelfscan neemt je evaluatie-PRAKTIJK onder de loep.

Op de volgende pagina vind je de schoolscan terug. Deze neemt het evaluatie-BELEID onder de loep.

Figuur 1: Schoolbreed professionaliseren: werkwijze

Beschrijving

Eén van de materialen die je vindt op deze website, is een zelfscan. Met deze zelfevaluatie kunnen leraren (en schoolleiders) hun huidige evaluatie van leerlingen in kaart brengen. De vragenlijst invullen duurt ongeveer 7 minuten. Daarna verschijnt er een rapport, waaruit je kan aflezen hoe je scoort per actie uit ‘aan de slag in de klas’. Dit legt zowel je sterktes als je groeimogelijkheden bloot.

We zetten de acties hier nog eens op een rijtje:

  1. Hoe zorg ik dat mijn leerlingen exact weten wat er van hen wordt verwacht?

  2. Hoe ga ik doelgericht na wat mijn leerlingen kennen en kunnen?

  3. Hoe beoordeel en interpreteer ik de data die ik verzamel?

  4. Hoe geef ik feedback die het leren optimaliseert?

  5. Welke vervolgacties onderneem ik om het leren te optimaliseren?

De zelfscan kan als uitgangspunt dienen om jezelf te professionaliseren rond leerlingenevaluatie. Het helpt bepalen met welke actie of acties je best prioritair aan de slag gaat. De scan vormt met andere woorden het startpunt van een langer proces van reflectie, behouden, experimenteren en bijsturen, om zo de onderwijskwaliteit te verbeteren.

De zelfscan is o.a. gebaseerd op de gevalideerde vragenlijst van Veugen, Gulikers en den Brok (2021) en de vragenlijst van Zhang en Burry-Stock (1994). Om aan de noden van de professionaliseringstool te voldoen, zijn verdere aanpassingen gedaan.

Er zijn 2 mogelijkheden om de zelfscan in te vullen:

  1. Je kan deze online (laten) invullen, waarna je een automatisch rapport krijgt. Deze versie vind je hier.

  2. Je kan deze manueel (laten) invullen, door onderstaand document te downloaden.

Waarom de zelfscan gebruiken?

  • De zelfscan legt het huidige functioneren van leraren en dus ook de leerbehoeften bloot. Aansluiten bij de leerbehoeften verhoogt de effectiviteit van een professionaliseringstraject.

  • Met de zelfscan kan je afgebakende doelen opstellen. Daardoor zet je makkelijker gedragsveranderingen in gang.

  • De vragenlijst is een veelzijdig zelfevaluatie-instrument dat je flexibel kan inzetten:

    • Op verschillende momenten tijdens een professionaliseringstraject: in de beginfase om de evaluatiepraktijk in kaart te brengen en aandachtspunten te identificeren. Tussentijds om de vorderingen te monitoren. Of op het einde van een professionalisering om te evalueren of het traject effect had.

    • Zowel individueel als samen met een of meerdere collega‘s, of met een volledig (school)team.

    • Zowel in zijn totaliteit als aan de hand van een aantal zelfgekozen stellingen uit de vragenlijst.

    • Als louter kwantitatief instrument, of als uitgangspunt om het gesprek rond leerlingenevaluatie op gang te brengen en reflectie teweeg te brengen. Dit helpt om onderliggende overtuigingen en verwachtingen naar de oppervlakte te brengen.

Zelfevaluaties, waarmee je het eigen functioneren op een systematische manier beschrijft en beoordeelt, vind je weinig terug op scholen. Het is dan ook vaak de ontbrekende schakel in een doeltreffende beleidsvoering en effectieve professionalisering (Vanhoof & Van Petegem, 2022).

8 manieren om de zelfscan te gebruiken

De zelfscan biedt flexibiliteit en kan je op verschillende manieren toepassen. Ter inspiratie vind je 8 mogelijke werkwijzen die we grotendeels ontlenen aan Vanhoof en Van Petegem (2017). Kies doelbewust: check welke werkwijze of combinatie van werkwijzen, binnen de beschikbare tijd en ruimte en voor jouw specifiek doel, het meest geschikt is. Niet elke werkvorm zal onmiddellijk werkbaar of effectief zijn in elke context. Maak steeds een vertaalslag met je eigen context in het achterhoofd. De werkwijzen hieronder staan gesorteerd van klein naar groot, van een individueel naar een schoolbreed gebruik.

Welke werkwijze je ook kiest, vul de vragenlijst best individueel in, al dan niet gelijktijdig met collega’s. Denk bijvoorbeeld aan de start van een vakgroepvergadering, een personeelsvergadering of een pedagogische studiedag.

De omvang van de werkwijzen varieert. Dit hangt af van het gebruik in een vakgroep, een groep leraren uit dezelfde graad, of het volledige schoolteam.

We spreken steeds over ‘het schoolteam’. Denk bij het doorlezen van de beschrijvingen altijd aan de groep waarbij je de werkvorm wil inzetten. Waar we spreken van 'deelnemers’ verwijzen we naar middenkaderleden, schoolleiders, zorgcoördinatoren, enzovoort, die naast het lerarenteam vaak betrokken zijn.

1. Individueel gebruik

Een eerste manier om de zelfscan te gebruiken, is individueel. De sterktes en groeimogelijkheden die uit het rapport van de scan naar boven komen, geven individuen de mogelijkheid om persoonlijke, relevante doelen te stellen. Dit geeft richting aan de professionalisering van individuele leraren.

2. In duo’s of kleine groepjes

Je kan ook aan de slag gaan met de resultaten van de zelfscan door samen te zitten in duo’s of in een klein groepje collega’s. Het rapport biedt een sterk uitgangspunt om gesprek, reflectie en kennisdeling rond leerlingenevaluatie op gang te brengen. Herkennen de collega's zichzelf in de uitkomsten? Zijn er grote verschillen? Wat is ieders aanpak (wat betreft bijvoorbeeld feedback of differentiatie)? Zijn er specifieke stellingen waar ze zichzelf laag op inschaalden? Waar zetten ze sterk op in?

Deze werkwijze kan je inzetten binnen een groepje leraren dat samen aan de slag wil gaan met leerlingenevaluatie, maar ook als schoolleider kan je hiermee het gesprek op gang brengen.

3. Denken, delen, uitwisselen

De ‘denken, delen, uitwisselen’-methode verloopt in drie stappen. Het is een combinatie van de individuele aanpak en die in kleine groepjes. Op een eenvoudige manier structureert deze methode het gesprek, de reflectie en de kennisdeling rond leerlingenevaluatie, met steeds meer gesprekspartners. Deze aanpak is zinvol tijdens een vakgroepvergadering, personeelsvergadering of pedagogische studiedag.

  • In de eerste fase vullen de deelnemers de vragenlijst individueel in en reflecteren ze over de resultaten: waar zetten ze sterk op in? Hoe gaan ze hier concreet mee aan de slag? Hebben ze concrete voorbeelden van een goede uitvoering? Waar zetten ze minder op in? Zijn er specifieke zaken die ze zelden tot nooit in de praktijk brengen? Hoe komt dit? Je kan ervoor kiezen om de reflectie te sturen door enkele van deze richtvragen mee te geven.

  • In de tweede fase delen de deelnemers hun ideeën, bevindingen en bedenkingen (afhankelijk van de grootte van het schoolteam) in duo’s of kleine groepjes. Op het einde van het gesprek maakt het groepje een beknopte samenvatting, die iedereen in kernwoorden noteert. Wat zijn de belangrijkste bevindingen? Zijn er paralellen terug te vinden in de uitkomsten van de groepsleden? Wat zou het grootste werkpunt zijn van de groep? Waarop zetten ze al sterk in?

Je kan deze fase herhalen. Zo gaan de deelnemers in gesprek met zowel collega’s die dezelfde sterktes en aandachtspunten hebben, als met collega’s met andere uitkomsten. Zo verspreiden interessante inzichten en voorbeelden zich informeel als een inktvlek over het schoolteam.

  • De laatste fase, ‘uitwisselen’, bestaat uit een (plenaire) terugkoppeling waarin verschillende individuen of groepjes verslag uitbrengen van hun bevindingen. Wat bleek uit hun zelfscan? Kwam dit overeen met de uitkomsten van collega’s? Zijn er interessante werkwijzen die ze meenemen en waarmee ze willen experimenteren? Deze terugkoppeling bevordert kruisbestuiving van relevante inzichten en ideeën. Verder biedt het een zicht op de algemene noden en wensen van het schoolteam. De kans is reëel dat er een lijn zit in de leerbehoeften van de deelnemers. Dit maakt van deze werkvorm een mooi startpunt voor de ontwikkeling van een gedragen visie en een verdere professionalisering.

4. Mindmapping

Mindmapping is een effectieve manier om ideeën en praktijkvoorbeelden te delen en te linken aan de bevindingen van anderen. Er zijn twee mogelijkheden:

  • Je kan de vragenlijst individueel laten invullen en het automatisch rapport gebruiken om één van de overkoepelende vragen (acties) te selecteren. Afhankelijk van wat je wil bekomen, kan dit de vraag zijn waarop de deelnemers het minst scoren of juist deze waarop ze het sterkst inzetten.

  • Je kan de vragenlijst niet laten invullen en deelnemers onmiddellijk laten brainstormen over de overkoepelende vragen (acties). De onderliggende items reik je pas aan als de brainstorm sturing nodig heeft.

Het is altijd de bedoeling dat één van de overkoepelde vragen uit de vragenlijst centraal staat. Neem bijvoorbeeld de vraag ‘hoe zorg ik ervoor dat mijn leerlingen exact weten wat er van hen wordt verwacht?’ De deelnemers brainstormen en associëren, trekken lijnen, noteren trefwoorden, halen positieve én negatieve voorbeelden aan, reiken ideeën aan, enzovoort. Zo breng je de overkoepelende vraag in verband met termen zoals leerdoelen, evaluatiecriteria, rubrics, of demonstreren.

Komt het gesprek moeilijk op gang of wijkt het inhoudelijk af van het doel? Dan kan je de brainstorm sturen via de onderliggende stellingen. Zo kan je de stellingen ‘ik deelde leerdoelen met mijn leerlingen’ en ‘ik gebruik methodieken om de evaluatiecriteria samen met mijn leerlingen op te stellen’ opwerpen en in verband brengen met de overkoepelende vraag.

Je kan deelnemers ad random samen zetten of, als ze eerst de vragenlijst hebben ingevuld, kan je hen gericht groeperen op basis van de uitkomsten. Herhaal de werkvorm verschillende keren met telkens een andere overkoepelende vraag. Zorg wel altijd voor een (plenaire) terugkoppeling, waarbij de gesprekspartners een finale mindmap voorstellen met al hun associaties. Hierbij verduidelijken ze welke concrete ideeën en praktische mogelijkheden ze zien. Deze bevindingen neem je mee in de ontwikkeling van een (nieuwe) visie op leerlingenevaluatie.

5. Gekleurde kaarten

Met gekleurde kaarten breng je het gesprek rond leerlingenevaluatie op gang, identificeer je sterktes en aandachtspunten, en wissel je ideeën en praktijkvoorbeelden uit. Ofwel vraag je de deelnemers de vragenlijst op voorhand in te vullen, ofwel neem je de vragen onmiddellijk op, zonder de zelfscan te laten invullen. Deze werkwijze verloopt als volgt:

Iedereen ontvangt vijf gekleurde kaarten met de vijf overkoepelende acties. Per kaart noteren de deelnemers:

  • een positief punt;

  • een aandachtspunt;

  • een wens tot verbetering.

Nadien verzamel je de kaarten per kleur. Als voorbereiding op de groepsgesprekken voorzie je vijf tafels (of 10 tafels om de groepsgrootte te beperken) waar telkens een specifieke vraag of actie (een bepaalde kleur van kaarten) wordt behandeld. Aan elke tafel komen positieve en negatieve punten en wensen tot verbetering aan bod. Je laat de deelnemers regelmatig doorschuiven naar een andere tafel om nieuwe groepen te vormen. De uitkomsten van de opdrachten blijven telkens liggen. Bij elke nieuwe ronde hoort namelijk een nieuwe opdracht die voortbouwt op de vorige. Zo werken alle deelnemers rond de verschillende overkoepelende vragen en gaan ze in gesprek met verschillende collega’s. Mogelijke opdrachten zijn:

  • Welke zijn de drie meest voorkomende positieve punten?

  • Hoe pak je dit concreet aan in de klas?

  • Welke zijn de drie meest voorkomende aandachtspunten?

  • Waarom zouden dit de meest voorkomende aandachtspunten zijn?

  • Welke zijn de drie meest voorkomende wensen ter verbetering?

  • Hoe kunnen we dit realiseren?

Op het einde is een (plenaire) terugkoppeling interessant, waarbij elke tafel de uitkomsten presenteert.

6. Kaartencarrousel

Het idee van een kaartencarrousel is eenvoudig. Er zijn verschillende kaarten met een selectie van de items uit de vragenlijst. Alle deelnemers ontvangen een kaart, en noteren op de achterkant hoe ze denken over dat item. Passen ze dit toe in hun praktijk? Hoe? Wat is de meerwaarde?

Vervolgens geven de deelnemers hun kaart door aan hun linkerbuur en ontvangen ze de kaart van hun rechterbuur. Ze reageren op de commentaar van hun collega. Afhankelijk van de beschikbare tijd herhaalt dit proces zich een aantal keer. Ten slotte volgt een (plenaire) terugkoppeling waarbij de verschillende ideeën, bedenkingen en voorbeelden worden besproken.

7. Positieve puntenpiramide en prioriteitenmuurtje

Bij deze werkwijze staat reflectie centraal. Deelnemers reflecteren individueel over wat goed loopt bij leerlingenevaluatie. Ze rangschikken deze positieve punten in de ‘positieve puntenpiramide’, met het sterkste punt in de top. Tegelijkertijd doen ze de omgekeerde oefening: ze brengen verbeterpunten in kaart en rangschikken die in een ‘prioriteitenmuurtje’. Nadien komen alle piramides en muurtjes (eventueel eerst in kleinere groepjes) samen en leiden ze tot een overkoepelende versie.

Er zijn verschillende mogelijkheden:

  • Je kan deelnemers vragen hun gedachten de vrije loop te laten, zonder de reflectie te sturen.

  • Je kan hen laten reflecteren over één of meerdere overkoepelende vragen of acties uit de vragenlijst. Hiermee bepaal je een focus.

  • Je kan alle items uit de vragenlijst aanbieden, en hiermee hun positieve piramide en prioriteitenmuurtje laten opstellen.

8. Focusgesprek

Een focusgesprek is een effectieve manier om dieper te graven in een bepaald onderwerp en om onderliggende opvattingen en overtuigingen naar de oppervlakte te brengen. Het is een doelgericht gesprek tussen zes à tien personen onder leiding van een gespreksleider. Zowel de interactie tussen de gespreksleider en de deelnemers, als die tussen de respondenten onderling is belangrijk. Ze kunnen elkaar stimuleren, ideeën bevestigen, op elkaar reageren, enzovoort. Het is een kunst om als gespreksleider een balans te vinden tussen sturing en ruimte voor spontane interactie.

Vertaald naar de evaluatiepraktijk van leraren, bereidt de gespreksleider een aantal doelgerichte vragen voor die worden voorgelegd aan een groep van deelnemers. Hierbij zijn verschillende scenario’s denkbaar:

  • De gespreksleider kan één, meerdere of alle overkoepelde vragen of acties uit de vragenlijst stap voor stap bevragen.

  • De gespreksleider kan een selectie van items uit de vragenlijst opnemen.

  • Je kan de vragenlijst vooraf laten invullen en tijdens het focusgesprek enkel inzoomen op de laag scorende vragen of items. Zo kunnen onderliggende redenen voor lage scores naar boven komen. Enkele voorbeeldvragen: Waarom is het zo moeilijk opdrachten te voorzien met een verschillende moeilijkheidsgraad, of gedifferentieerde instructie te geven? Wat houdt jullie tegen? Tegen welke moeilijkheden lopen jullie aan bij het geven van feedback? Hoe komt dit?

Richtvragen bij schoolbreed gebruik

Het merendeel van bovenstaande werkwijzen kan je schoolbreed inzetten. Bekijk onderstaande richtvragen om te helpen bij de keuze voor een bepaalde werkwijze, en om deze in de praktijk te brengen.

Wie betrekken?

Betrek je het hele lerarenteam of een selecte groep, zoals een vakgroep of een groep leraren van dezelfde graad? Om tot diepgaande gesprekken te komen, is het van cruciaal belang dat je goed nadenkt over de teamleden. Probeer binnen de beschikbare tijd zo veel mogelijk leraren te bevragen. Selecteer leraren met nuttige input, waarvan je weet dat ze over relevante kennis en expertise beschikken.

Wanneer?

Zet je de werkvorm in tijdens een personeelsvergadering, een pedagogische studiedag, of na de schooluren? De keuze van de werkwijze hangt hiervan af.

Wie leidt?

Elke gespreksleider heeft bepaalde voor- en nadelen. Sommige teamleden houden informatie achter als de schoolleider het gesprek leidt. Anderen beschikken misschien niet over de juiste competenties om een dergelijk gesprek in goede banen te leiden.

Hoe input verzamelen en analyseren?

Denk goed na hoe je data zal verzamelen en wie dit zal doen.

Als je het hele lerarenteam kwantitatief wil bevragen met de vragenlijst, bestaan er gebruiksvriendelijke digitale leerplatformen en tools, zoals SurveyMonkey of Google Forms. Ze laten toe om gratis enquêtes aan te maken, te laten invullen en nadien te analyseren. Indien de nodige knowhow aanwezig is binnen de school, kan je de vragenlijst ook manueel laten invullen en nadien analyseren. Hierbij is het interessant om zowel op schaalniveau als op itemniveau zicht te krijgen op het functioneren van de school. Hiervoor genereer je een aantal basisgegevens (zoals het gemiddelde, de mediaan en de standaardafwijking).

Hoe ga je de ideeën en bedenkingen die voortvloeien uit de gesprekken verzamelen en analyseren? Denk ook daarover goed na. Maak je gebruik van opname-materiaal, laat je iemand de belangrijkste bedenkingen noteren, laat je de teamleden zelf noteren en verzamel je dit op het einde van de werkvorm? Wie zal de data verwerken en hoe ga je dit doen? Dit is van cruciaal belang. De verzuchtingen, noden, wensen, en ideeën kan je immers meenemen bij de ontwikkeling van een (nieuwe) visie op leerlingenevaluatie of bij het opstellen van een concreet actieplan. Meer over het werken aan een visie kan je hier lezen.

Welke concepten verhelderen?

Check vooraf of de deelnemers die je zal bevragen de gebruikte concepten voldoende kennen. Verhelder indien nodig, zodat iedereen dezelfde taal spreekt. Zo kan je bijvoorbeeld de overkoepelende vragen (schriftelijk of mondeling) toelichten.

En wat nu?

Vertaal de belangrijkste aandachtspunten in concrete doelen. Stel nadien een actieplan op, waarin je vastlegt met welke activiteiten je de doelen wil behalen. Meer info en praktische suggesties over het opstellen van een actieplan kan je hier terugvinden.

Hoe en wanneer terugkoppelen?

Koppel steeds terug naar het schoolteam. Doe dit op een overzichtelijke en behapbare manier. Focus vooral op de meest opmerkelijke bevindingen en het actieplan dat daaruit voortvloeit. Communiceer open en doeltreffend. Doe je dit niet, dan kunnen de leden van het schoolteam ten onrechte het gevoel krijgen dat ze niet gehoord worden.

Bronnen
open
  • EEF. (2021). Effective professional development. Guidance report. Retrieved from /eef-guidance-reports/effective-professional-development/EEF-Effective-Professional-Development-Guidance-Report.pdf?v=1648715505

  • Gulikers, J., & Baartman, L. (2017). Doelgericht professionaliseren: formatieve toetspraktijken met effect! Wat DOET de docent in de klas? Geraadpleegd op: /wp-content/uploads/2015/09/Inhoudelijke-eindrapport_NRO-PPO-405-15-722_DEF.pdf

  • Sherrington, T., & Caviglioli, O. (2021). Doorloopjes. Een visuele ontwerpgids voor leraren. Culemborg: Phronese.

  • Sims et al. (2021), What are the characteristics of teacher professional development that increase pupil achievement? A systematic review and meta-analysis, EEF.

  • Vanhoof, J., & Van Petegem, P. (2017). Doeltreffend schoolbeleid. Praktijkboek beleidsvoerend vermogen in scholen. Leuven: Uitgeverij Acco.

  • Vanhoof, J. & Van Petegem, P. (2022). Zelfevaluatie als motor van schoolontwikkeling. Succesfactoren en valkuilen bij het vormgeven aan zelfevaluaties. Antwerpen: Universiteit Antwerpen, Onderzoeksgroep Edubron.

  • Veugen, M. J., Gulikers, J. T. M., and den Brok, P. (2021). We Agree on What We See: Teacher and Student Perceptions of Formative Assessment Practice. Stud. Educ. Eval. 70, 101027. doi:10.1016/j.stueduc.2021.101027

  • Wiliam, D., & Leahy, S. (2019). Formatief evalueren in de praktijk. Bazalt Educatieve Uitgaven.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.