PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Voor je begint te professionaliseren, moet je natuurlijk goed weten wat het vertrekpunt is. Waar staan we nu? Om gericht te kunnen werken, moet je een duidelijk plan hebben. Als directie moet ik duidelijk weten wat ik kan doen om professionalisering te ondersteunen. Deze vragenlijst kan hier zeker bij helpen.
Directeur lager onderwijs

We bieden op deze website twee scans aan.

Op de vorige pagina vond je alle informatie die je nodig hebt om onze zelfscan te gebruiken in je schoolteam. De zelfscan neemt je evaluatie-PRAKTIJK onder de loep.

Op deze pagina vind je de schoolscan terug. Deze neemt het evaluatie-BELEID onder de loep.

Figuur 1: Schoolbreed professionaliseren: werkwijze

Beschrijving

De schoolscan is bedoeld om het evaluatiebeleid van een school in kaart te brengen. Net als de zelfscan, vormt de schoolscan het startpunt van een langer proces van reflectie, behouden, experimenteren en bijsturen, om zo de onderwijskwaliteit te verbeteren. Je komt te weten in hoeverre het evaluatiebeleid van de school professionalisering rond leerlingenevaluatie ondersteunt of belemmert, en hoe dit in zijn werk gaat. Het wordt ook duidelijk waar je prioritair aan moet werken, om te voldoen aan de randvoorwaarden voor professionalisering.

Er komen 5 pijlers aan bod:

  1. Doeltreffende communicatie

  2. Ondersteunende relaties

  3. Gezamenlijke doelgerichtheid

  4. Lerend vermogen

  5. Reflectief vermogen

De schoolscan is gebaseerd op de gevalideerde vragenlijst van Vanhoof, Deneire en Van Petegem (2011) om het beleidsvoerend vermogen van scholen in kaart te brengen.

Je kan de schoolscan hieronder downloaden, en manueel (laten) invullen.

Waarom de schoolscan gebruiken?

  • Zelfevaluaties zijn cruciaal in het proces van interne kwaliteitszorg doordat ze richting geven aan en systematiek aanbrengen in de beleidsvoering van scholen.

  • De schoolscan legt het huidige functioneren van de school en dus ook de groeimogelijkheden bloot. Aansluiten bij de behoeften verhoogt de effectiviteit van een professionalisering.

  • De vragenlijst is een veelzijdig zelfevaluatie-instrument dat je flexibel kan inzetten:

    • Op verschillende momenten tijdens een professionaliseringstraject: in de beginfase om het evaluatiebeleid in kaart te brengen en aandachtspunten te identificeren. Tussentijds om de vorderingen te monitoren. Of op het einde van een professionalisering om te evalueren of het traject effect had.

    • Zowel individueel als samen met een of meerdere collega‘s, of met een volledig (school)team.

    • Zowel in zijn totaliteit als aan de hand van een aantal zelfgekozen stellingen uit de vragenlijst.

    • Als louter kwantitatief instrument, of als uitgangspunt om het gesprek rond het evaluatiebeleid op gang te brengen en reflectie teweeg te brengen. Dit helpt om onderliggende overtuigingen en verwachtingen naar de oppervlakte te brengen.

Zelfevaluaties, waarmee je het eigen functioneren op een systematische manier beschrijft en beoordeelt, vind je weinig terug op scholen. Het is dan ook vaak de ontbrekende schakel in een doeltreffende beleidsvoering (Vanhoof & Van Petegem, 2022).

8 manieren om de schoolscan te gebruiken

De schoolscan biedt flexibiliteit en kan je op verschillende manieren toepassen. Ter inspiratie vind je 8 mogelijke werkwijzen die we grotendeels ontlenen aan Vanhoof en Van Petegem (2017). Kies doelbewust: check welke werkwijze of combinatie van werkwijzen, binnen de beschikbare tijd en ruimte en voor jouw specifiek doel, het meest geschikt is. Niet elke werkvorm zal onmiddellijk werkbaar of effectief zijn in elke context. Maak steeds een vertaalslag met je eigen context in het achterhoofd. De werkwijzen hieronder staan gesorteerd van klein naar groot, van een individueel naar een schoolbreed gebruik.

De omvang van de werkwijzen varieert. Dit hangt af van het gebruik in een vakgroep, een groep leraren uit dezelfde graad, of het volledige schoolteam.

We spreken steeds over ‘het schoolteam’. Denk bij het doorlezen van de beschrijvingen altijd aan de groep waarbij je de werkvorm wil inzetten. Waar we spreken van 'deelnemers’ verwijzen we naar middenkaderleden, schoolleiders, zorgcoördinatoren, enzovoort, die naast het lerarenteam vaak betrokken zijn.

In tegenstelling tot de zelfscan resulteert de schoolscan niet in een automatisch rapport. Dit heeft echter weinig invloed op de bruikbaarheid. Je kan zelf immers gemakkelijk de gemiddelden over de pijlers heen berekenen, en de individuele items bieden veel stof tot nadenken.

1. Individueel gebruik

Schoolleiders, beleidsmakers of leraren kunnen de schoolscan individueel invullen. Een snelle analyse van de resultaten en de identificatie van sterktes en aandachtspunten, vormt een eerste aanzet om het evaluatiebeleid van de school in kaart te brengen.

De bevindingen zetten aan tot reflectie en kan je delen met anderen. Het is een mooie opstap om aan de slag te gaan rond het evaluatiebeleid van de school.

2. In duo’s of kleine groepjes

Je kan ook aan de slag gaan met de schoolscan door samen te zitten in duo’s of in een klein groepje van collega’s. De berekening van de gemiddelde scores over de pijlers heen biedt een sterk uitgangspunt om gesprek en reflectie op gang te brengen. Zijn de uitkomsten herkenbaar? Zijn er grote verschillen tussen collega’s? Zijn er specifieke pijlers of items die laag scoren? Welke pijlers of items scoren sterk? Waarom? Welke verwachtingen heersen er over het evaluatiebeleid van de school?

Deze werkwijze is geschikt voor schoolleiders en beleidsmedewerkers die samen willen reflecteren over het evaluatiebeleid binnen de school. Maar ook een groepje leraren dat wil nagaan in hoeverre bepaalde schoolstructuren een professionalisering ondersteunen of belemmeren, kan ermee aan de slag. Het is minstens even leerrijk om de bevindingen van schoolleiders en beleidsmedewerkers naast die van leraren te leggen, om na te gaan of ze in dezelfde lijn liggen.

3. Denken, delen, uitwisselen

De ‘denken, delen, uitwisselen’-methode verloopt in drie stappen. Het is een combinatie van de individuele aanpak en die in kleine groepjes. Op een eenvoudige manier structureert deze methode het gesprek, de reflectie en de kennisdeling rond leerlingenevaluatie, met steeds meer gesprekspartners. Deze aanpak is zinvol tijdens een vakgroepvergadering, personeelsvergadering of pedagogische studiedag.

  • In de eerste fase vullen de deelnemers de vragenlijst individueel in en reflecteren ze over de resultaten. Zijn de uitkomsten herkenbaar? Zijn er specifieke pijlers of items die laag of juist hoog scoren? Waarom? Welke verwachtingen heersen er rond het evaluatiebeleid van de school? Je kan ervoor kiezen om de reflectie te sturen door enkele van deze richtvragen mee te geven.

  • In de tweede fase delen de deelnemers hun ideeën, bevindingen en bedenkingen (afhankelijk van de grootte van het schoolteam) in duo’s of kleine groepjes. Op het einde van het gesprek maakt het groepje een beknopte samenvatting, die iedereen in kernwoorden noteert.

Je kan deze fase herhalen om zo veel mogelijk uiteenlopende perspectieven te horen. Dit levert interessante inzichten en discussies op om mee te nemen in een volgend gesprek.

  • De laatste fase, ‘uitwisselen’, bestaat uit een (plenaire) terugkoppeling waarin verschillende individuen of groepjes verslag uitbrengen van hun bevindingen. Zo krijg je een zicht op de algemene bevindingen over het evaluatiebeleid van de school, en kan je blootleggen aan welke pijlers je best eerst werkt.

4. Mindmapping

Mindmapping is een effectieve manier om bedenkingen en verwachtingen te delen en te linken aan de bevindingen van anderen. Er zijn twee mogelijkheden:

  • Je kan de vragenlijst individueel laten invullen en de uitkomsten gebruiken om één van de overkoepelende pijlers te selecteren. Afhankelijk van wat je wil bekomen, kan dit de pijler zijn waarop de deelnemers het laagst of hoogst hebben gescoord.

  • Je kan de vragenlijst niet laten invullen en deelnemers onmiddellijk laten brainstormen over de overkoepelende pijlers. De onderliggende stellingen reik je pas aan als de brainstorm sturing nodig heeft.

Het is altijd de bedoeling dat één van de pijlers centraal staat. Indien nodig kan je een woordje uitleg voorzien om de inhoud van de pijlers te verduidelijken. Neem bijvoorbeeld de pijler ‘ondersteunende relaties’. De deelnemers brainstormen en associëren, trekken lijnen, noteren trefwoorden, halen positieve én negatieve voorbeelden aan, reiken ideeën aan, enzovoort. Zo breng je de pijler in verband met termen zoals kennisdeling, elkaar helpen, of aanvangsbegeleiding.

Komt het gesprek moeilijk op gang of wijkt het inhoudelijk af van het doel? Dan kan je de brainstorm sturen via de onderliggende stellingen. Zo kan je de stelling ‘in deze school begeleiden we beginnende collega’s wat betreft leerlingenevaluatie (aanvangsbegeleiding, meter/peterschap, informele ondersteuning, enzovoort)’ opwerpen.

Je kan deelnemers ad random samen zetten of, als ze eerst de vragenlijst hebben ingevuld, kan je hen gericht groeperen op basis van de uitkomsten. Herhaal de werkvorm verschillende keren met telkens een andere pijler. Zorg wel altijd voor een (plenaire) terugkoppeling, waarbij de gesprekspartners een finale mindmap voorstellen. Hierbij verduidelijken ze welke concrete ideeën en praktische mogelijkheden ze zien.

5. Gekleurde kaarten

Met gekleurde kaarten breng je het gesprek rond evaluatiebeleid op gang, identificeer je sterktes en aandachtspunten, en spreek je wensen tot aanpassing uit. Ofwel vraag je de deelnemers de vragenlijst op voorhand in te vullen, ofwel neem je de vragen onmiddellijk op, zonder de schoolscan te laten invullen. Deze werkwijze verloopt als volgt:

Iedereen ontvangt vijf gekleurde kaarten met de pijlers. Per kaart noteren de deelnemers:

  • een positief punt;

  • een aandachtspunt;

  • een wens tot verbetering.

Nadien verzamel je de kaarten per kleur. Als voorbereiding op de groepsgesprekken voorzie je vijf tafels (of 10 tafels om de groepsgrootte te beperken) waarbij telkens een specifieke pijler (een bepaalde kleur van kaarten) wordt behandeld.

Aan elke tafel komen positieve en negatieve punten en wensen tot verbetering aan bod. Je laat de deelnemers regelmatig doorschuiven naar een andere tafel om nieuwe groepen te vormen. De uitkomsten van de opdrachten blijven telkens liggen. Bij elke nieuwe ronde hoort namelijk een nieuwe opdracht die voortbouwt op de vorige. Mogelijke opdrachten zijn:

  • Welke zijn de drie meest voorkomende positieve punten?

  • Hoe komen die concreet tot uiting?

  • Welke zijn de drie meest voorkomende aandachtspunten?

  • Waarom zouden dit de meest voorkomende aandachtspunten zijn?

  • Welke zijn de drie meest voorkomende wensen ter verbetering?

  • Hoe kunnen we dit realiseren?

Op het einde is een (plenaire) terugkoppeling interessant, waarbij elke tafel de uitkomsten presenteert.

6. Kaartencarrousel

Het idee van een kaartencarrousel is eenvoudig. Er zijn verschillende kaarten met een selectie van de items uit de vragenlijst. Alle deelnemers ontvangen een kaart, en noteren op de achterkant hoe ze denken over dat item. Hoe is het item zichtbaar binnen de school? Wat is de meerwaarde?

Vervolgens geven de deelnemers hun kaart door aan hun linkerbuur en ontvangen ze de kaart van hun rechterbuur. Ze reageren op de commentaar van hun collega. Afhankelijk van de beschikbare tijd herhaalt dit proces zich een aantal keer. Ten slotte volgt een (plenaire) terugkoppeling waarbij de verschillende ideeën, bedenkingen en voorbeelden worden besproken.

7. Positieve puntenpiramide en prioriteitenmuurtje

Bij deze werkwijze staat reflectie centraal. Deelnemers reflecteren individueel over wat goed loopt bij het evaluatiebeleid van de school. Ze rangschikken deze positieve punten in de ‘positieve puntenpiramide’, met het sterkste punt in de top. Tegelijkertijd doen ze de omgekeerde oefening: ze brengen verbeterpunten in kaart en rangschikken die in een ‘prioriteitenmuurtje’. Nadien komen alle piramides en muurtjes (eventueel eerst in kleinere groepjes) samen en leiden ze tot een overkoepelende versie.

Er zijn verschillende mogelijkheden:

  • Je kan deelnemers vragen hun gedachten de vrije loop te laten, zonder de reflectie te sturen.

  • Je kan hen laten reflecteren over één of meerdere overkoepelende pijlers uit de vragenlijst. Hiermee bepaal je een focus.

  • Je kan alle items uit de vragenlijst aanbieden, en hiermee hun positieve piramide en prioriteitenmuurtje laten opstellen.

8. Een focusgesprek

Een focusgesprek is een effectieve manier om dieper te graven in een bepaald onderwerp en om onderliggende opvattingen en overtuigingen naar de oppervlakte te brengen. Het is een doelgericht gesprek tussen zes à tien personen onder leiding van een gespreksleider. Zowel de interactie tussen de gespreksleider en de deelnemers, als die tussen de respondenten onderling is belangrijk. Ze kunnen elkaar stimuleren, ideeën bevestigen, op elkaar reageren, enzovoort. Het is een kunst om als gespreksleider een balans te vinden tussen sturing en ruimte voor spontane interactie.

Vertaald naar het evaluatiebeleid van de school, bereidt de gespreksleider een aantal doelgerichte vragen voor die worden voorgelegd aan een groep van belanghebbenden. Hierbij zijn verschillende scenario’s denkbaar:

  • De gespreksleider kan één of meerdere of alle overkoepelde pijlers uit de vragenlijst stap voor stap bevragen.

  • De gespreksleider kan een selectie van items uit de vragenlijst opnemen.

  • Je kan de vragenlijst vooraf laten invullen en tijdens het focusgesprek enkel inzoomen op de laag scorende pijlers of items. Zo kunnen onderliggende redenen voor lage scores naar boven komen. Enkele voorbeeldvragen: Wat houdt jullie tegen om collegiale visitaties in te voeren? Waarom worden inzichten uit nascholingen zo zelden gedeeld?

Richtvragen bij schoolbreed gebruik

Het merendeel van bovenstaande werkwijzen kan je schoolbreed inzetten. Bekijk onderstaande richtvragen om te helpen bij de keuze voor een bepaalde werkwijze, en om deze in de praktijk te brengen.

Wie betrekken?

Betrek je het hele schoolteam of een select groepje? Om tot diepgaande gesprekken te komen, is het van cruciaal belang dat je goed nadenkt over de teamleden. Probeer binnen de beschikbare tijd zo veel mogelijk respondenten te bevragen. Streef naar zo veel mogelijk verschillen tussen de respondenten (onderwijsvorm, graad, ervaring, functie, goede praktijkvoorbeelden) of zoek naar het gemiddelde, typische beeld. Selecteer respondenten met nuttige input, waarvan je weet dat ze over relevante kennis en expertise beschikken.

Wanneer?

Zet je de werkvorm in tijdens een personeelsvergadering, een pedagogische studiedag, of na de schooluren? De keuze van de werkwijze hangt hiervan af.

Wie leidt?

Elke gespreksleider heeft bepaalde voor- en nadelen. Sommige teamleden houden informatie achter als de schoolleider het gesprek leidt. Anderen beschikken misschien niet over de juiste competenties om een dergelijk gesprek in goede banen te leiden.

Hoe input verzamelen en analyseren?

Denk goed na hoe je data zal verzamelen en wie dit zal doen.

Als je het hele lerarenteam kwantitatief wil bevragen met de vragenlijst, bestaan er gebruiksvriendelijke digitale leerplatformen en tools, zoals SurveyMonkey of Google Forms. Ze laten toe om gratis enquêtes aan te maken, te laten invullen en nadien te analyseren. Indien de nodige knowhow aanwezig is binnen de school, kan je de vragenlijst ook manueel laten invullen en nadien analyseren. Hierbij is het interessant om zowel op schaalniveau als op itemniveau zicht te krijgen op het functioneren van de school. Hiervoor genereer je een aantal basisgegevens (zoals het gemiddelde, de mediaan en de standaardafwijking).

Hoe ga je de ideeën en bedenkingen die voortvloeien uit de gesprekken verzamelen en analyseren? Denk ook daarover goed na. Maak je gebruik van opname-materiaal, laat je iemand de belangrijkste bedenkingen noteren, laat je de teamleden zelf noteren en verzamel je dit op het einde van de werkvorm? Wie zal de data verwerken en hoe ga je dit doen? Dit is van cruciaal belang. De verzuchtingen, noden, wensen, en ideeën kan je immers meenemen bij de ontwikkeling van een (nieuwe) visie op leerlingenevaluatie of bij het opstellen van een concreet actieplan. Meer over het werken aan een visie kan je hier lezen.

Welke concepten verhelderen?

Check vooraf of de teamleden die je zal bevragen de gebruikte concepten voldoende kennen. Verhelder indien nodig, zodat iedereen dezelfde taal spreekt. Zo kan je bijvoorbeeld de overkoepelende pijlers (schriftelijk of mondeling) toelichten.

En wat nu?

Vertaal de belangrijkste aandachtspunten in concrete doelen. Stel nadien een actieplan op, waarin je vastlegt met welke activiteiten je de doelen wil behalen. Meer info en praktische suggesties over het opstellen van een actieplan kan je hier terugvinden.

Hoe en wanneer terugkoppelen?

Koppel steeds terug naar het schoolteam. Doe dit op een overzichtelijke en behapbare manier. Focus vooral op de meest opmerkelijke bevindingen en het actieplan dat daaruit voortvloeit. Communiceer open en doeltreffend. Doe je dit niet, dan kunnen de leden van het schoolteam ten onrechte het gevoel krijgen dat ze niet gehoord worden.

Bronnen
open
  • EEF. (2021). Effective professional development. Guidance report. Retrieved from /eef-guidance-reports/effective-professional-development/EEF-Effective-Professional-Development-Guidance-Report.pdf?v=1648715505

  • Vanhoof, J.; deneire, A., & Van Petegem, P. (2011). Waar zit beleidsvoerend vermogen in (ver)scholen? Aanknopingspunten voor zelfevaluatie en ontwikkeling. Mechelen: Plantyn.

  • Vanhoof, J., & Van Petegem, P. (2017). Doeltreffend schoolbeleid. Praktijkboek beleidsvoerend vermogen in scholen. Leuven: Uitgeverij Acco.

  • Vanhoof, J. & Van Petegem, P. (2022). Zelfevaluatie als motor van schoolontwikkeling. Succesfactoren en valkuilen bij het vormgeven aan zelfevaluaties. Antwerpen: Universiteit Antwerpen, Onderzoeksgroep Edubron.

  • Wiliam, D., & Leahy, S. (2019). Formatief evalueren in de praktijk. Bazalt Educatieve Uitgaven.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.