PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Waarom laten we leerlingen niet zelf nadenken over hetgeen ze nodig hebben om een bepaald doel te behalen? Ze zijn daar perfect toe in staat en zo weten ze écht waar ze aan werken. Een win-win dus!
Leraar Engels (2e graad secundair onderwijs)

Beschrijving

De ‘Wat moet je kennen en kunnen om …’-methodiek betrekt de leerlingen maximaal bij het concreet maken van de leerdoelen. Je stelt het beoogde leerdoel voor en vraagt vervolgens aan de leerlingen wat ze allemaal moeten kennen en kunnen om dat leerdoel te bereiken.

Voordelen

  • Leerlingen krijgen meer inzicht in de opbouw en het verloop van het leerproces dat naar het leerdoel leidt. Dit bevordert hun zelfregulatie (meer kan je hier lezen).

  • Door leerlingen te betrekken en inspraak te geven, komt de verantwoordelijkheid meer bij hen te liggen. Bovendien trek je de aandacht naar wat er echt toe doet.

  • Inspraak in het leerproces verhoogt de motivatie bij leerlingen.

  • Door leerlingen te betrekken bij de leerdoelen wordt het leerproces betekenisvoller en relevanter.

  • Leraar Frans (2e graad secundair):

    Leerlingen bepalen mee wat ze gaan leren en waarom ze dit nodig hebben. Het kan me als leraar ook nieuwe inzichten geven.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Biggs, J. (1996). Enhancing teaching through constructive alignment. Higher Education, 32, 347‐364.

  • Sluijsmans, D., & Devid, V. (2023, 5 februari). De didactische routekaart als kompas voor formatief handelen. Toetsrevolutie. Geraadpleegd op 5 februari 2023, van /de-didactische-routekaart-als-kompas-voor-formatief-handelen/

Mogelijke werkwijzen

Werkwijze 1: Je kan de leerlingen individueel of in kleine groepjes laten nadenken over wat ze moeten kennen en kunnen om een bepaald leerdoel te bereiken. Daarna leg je hun ideeën naast het geplande leerproces.

EEN VOORBEELD UIT DE LES ENGELS (TWEEDE GRAAD)

Wat ik bijvoorbeeld doe: ik stel het einddoel ‘ik kan een typisch Brits gerecht klaarmaken’ voor en laat de leerlingen nadenken over wat ze allemaal moeten kennen en kunnen om dit doel te bereiken. Ze denken dan individueel of soms in groepjes na. Ze zeggen dan dingen zoals: het kunnen lezen van een recept, een boodschappenlijstje opstellen, naar de winkel gaan, de hoeveelheden kennen, enzovoort. Ik vergelijk hetgeen zij zeggen met mijn lesvoorbereiding. Als niet alle relevante onderdelen zijn vermeld, probeer ik hints te geven of door te vragen. Bijvoorbeeld: ‘Om een recept te kunnen lezen... hoe worden de werkwoorden vervoegd?’ Zo komen we tot het gebruik van de gebiedende wijs. Door deze werkvorm aan de start in te zetten hebben de leerlingen zelf al nagedacht over de leerstof en wordt het voor hen veel duidelijker waar we naartoe werken in het hoofdstuk.

Bovenstaande denkoefening kan je ook gebruiken om het leerproces pas uit te stippelen als je de input van de leerlingen al hebt. Hiermee komt het leerproces meer in handen van de leerlingen terecht. Probeer dit wel te monitoren zodat elke belangrijke bouwsteen aan bod komt.

Werkwijze 2: Je kan een klassikale brainstorm organiseren waarbij de leerlingen samen nadenken over de belangrijkste bouwstenen om een bepaald leerdoel te bereiken.

EEN VOORBEELD UIT DE LES NEDERLANDS (EERSTE GRAAD)

De leerlingen denken klassikaal na over wat ze nodig hebben om hun eindopdracht te kunnen maken. Dit doen we met een woordwolk uit Mentimeter. Zo worden de antwoorden van leerlingen onmiddellijk zichtbaar voor de volledige klas. De woorden die leerlingen het vaakst gebruiken, staan uitvergroot in het midden van de woordwolk. Nadien overloop ik de verschillende kernwoorden mondeling en ga ik er verder op in. Daarna doe ik eigenlijk nog eens hetzelfde, maar dan laat ik een woordwolk opstellen over wat ze al weten.

Zoals blijkt uit bovenstaande praktijkvoorbeeld, kan je de ‘wat moet je kennen en kunnen om…’-werkwijze eenvoudig combineren met andere methoden.

Digitale mogelijkheden

Er bestaan verschillende digitale mogelijkheden om reacties van leerlingen te verzamelen, zoals Padlet en Polleverywhere. Ook tools waarmee je woordwolken kan maken (bv. Wooclap) zijn geschikt. Bovendien kunnen leerlingen elkaar aanvullen en elkaars ideeën beoordelen of rangschikken naar kwaliteit.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.