PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Gemotiveerd zijn betekent dat leerlingen een doelgerichte activiteit starten en deze ook volhouden. Het is de ‘goesting’ die hen in beweging brengt én houdt, ook bij tegenslag.

Zonder motivatie zal er geen leren plaatsvinden. Daarnaast voelen gemotiveerde leerlingen zich beter in hun vel, vertonen ze minder vaak ongewenst gedrag en halen ze betere resultaten. Met andere woorden: het is cruciaal om leerlingen te motiveren. Dit is geen eenvoudige klus. Er bestaat geen uniform draaiboek om leerlingen te motiveren en bovendien heeft niet elke soort motivatie eenzelfde positieve invloed op het leerproces van leerlingen. Dit vinden we terug in de zelfdeterminatietheorie (ZDT) van Deci en Ryan (2000).

Het ABC van de zelfdeterminatietheorie

De ZDT gaat uit van een positief mensbeeld, waarbij leerlingen beschikken over een aangeboren nieuwsgierigheid. Ze zijn van nature gemotiveerd om nieuwe zaken te leren en te ontdekken. Om deze aangeboren ‘goesting’ aan te spreken, moet je de leeromgeving zodanig ontwerpen dat je tegemoet komt aan de psychologische basisbehoeften van leerlingen.

De ZDT stelt dat leerlingen over drie universele psychologische basisbehoeften beschikken. Deze worden samengevat in het acroniem ‘ABC’, wat staat voor de behoefte aan autonomie (autonomy), verbondenheid (of betrokkenheid) (belongingness) en competentie (competence)

  • Autonomie verwijst naar de wens om psychologisch vrij te kunnen handelen en niet onder druk te staan. Leerlingen kunnen keuzes maken en hebben invloed op de omgeving. Ze hebben een gevoel van controle en zeggenschap over het leerproces.

  • Verbondenheid gaat over de wens om erbij te horen, positieve relaties op te bouwen met anderen, zich geliefd en verzorgd te voelen en zelf voor anderen te zorgen.

  • Competentie verwijst naar de wens om doeltreffend met de omgeving te kunnen omgaan en het gevoel te hebben succesvol te kunnen zijn.

De mate waarin de leeromgeving deze psychologische basisbehoeften bevredigt of frustreert, bepaalt de mate waarin leerlingen kwalitatief gemotiveerd zijn.

Gecontroleerde versus autonome motivatie

De ZDT zet in op de kwaliteit van motivatie, in plaats van de hoeveelheid. Daarbij is het verschil tussen gecontroleerde en autonome motivatie van belang:

  • Gecontroleerde motivatie wordt veroorzaakt door externe (verwachtingen van anderen, zoals een straf of beloning) of interne druk (zoals angst, schaamte of schuld). Leerlingen ervaren het gevoel dat ze 'moeten' werken.

  • Bij autonome motivatie is er sprake van keuzevrijheid en eigen wil. Leerlingen voeren activiteiten uit, omdat ze deze waardevol, belangrijk, interessant of leuk vinden. Het uitgangspunt hierbij is het 'willen' werken

Autonome motivatie is sterker, kwalitatiever en duurzamer dan gecontroleerde motivatie. Het heeft dan ook veel voordelen. Het bevordert het welbevinden, de concentratie, de volharding, de leerprestaties en het (diepgaand) leren van leerlingen.  

Een andere, meer bekende, tweedeling is intrinsieke versus extrinsieke motivatie. In de ZDT wordt extrinsieke motivatie verder uitgesplitst in 4 verschillende soorten die elk variëren in kwaliteit. Hiermee wordt duidelijk dat extrinsieke motivatie niet per se negatief hoeft te zijn. Je kan extrinsiek, maar toch autonoom gemotiveerd zijn (bijvoorbeeld geïdentificeerde en geïntegreerde regulatie) (Figuur 1).

Figuur 1: Het zelfdeterminatiecontinuüm (aangepast van Deci & Ryan (2000)).

De motivatie van leerlingen wordt bepaald door de regulatie, de beweegredenen van leerlingen:

  • Het uitvoeren van een opdracht kan extern gereguleerd zijn. Dit houdt in dat leerlingen een opdracht uitvoeren om een externe beloning te krijgen of om een straf te vermijden.

  • Een geïntrojecteerde regulatie houdt in dat leerlingen hun eigenwaarde koppelen aan het uitvoeren van een bepaalde opdracht. Ze willen negatieve gevoelens (zoals schaamte, schuld of angst) vermijden of juist positieve gevoelens (zoals trots) ervaren.

  • Bij een geïdentificeerde regulatie zetten leerlingen zich in omdat ze een opdracht persoonlijk belangrijk, relevant of zinvol vinden. Ze identificeren zich met de redenen voor het uitvoeren van een opdracht.

  • Een geïntegreerde regulatie houdt in dat leerlingen de reden(en) voor een gedrag volledig hebben geïntegreerd. Ze voeren een opdracht uit omdat deze past binnen hun waardenkader.

Hoe meer de psychologische basisbehoeften van leerlingen worden bevredigd, hoe meer ze naar rechts opschuiven op het continuüm, hoe kwalitatiever ze gemotiveerd worden.

Bronnen
open
  • Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The "What" and "Why" of Goal Pursuits: Human Needs and the Self-Determination of Behavior. Psychological Inquiry, 11(4), 227-268. /10.1207/s15327965pli1104_01

  • Deci, E.L., Koestner, R. & Ryan, R.M., (1999). A meta-analytic review of experiments examining the effects of extrinsic rewards on intrinsic motivation. Psychological Bulletin, 125, 627-668.

  • Deci, E. L., & Vansteenkiste, M. (2004). Self-determination theory and basic need satisfaction: Understanding human development in positive psychology. Ricerche di Psicologia, 27(1), 23-40.

  • Gagné, M. & Deci, E.L. (2005). Self-determination theory and work motivation. Journal of Organizational Behaviour, 26, 331-362

  • Leenknecht, M., Wijnia, L., Köhlen, M., Fryer, L., Rikers, R., & Loyens, S. (2020). Formative assessment as practice: the role of students’ motivation. Assessment & evaluation in Higher Education. DOI: 10.1080/02602938.2020.1765228

  • Reeve, J. (2005). Understanding motivation and emotion (4th ed.). Hoboken, NJ: Wiley

  • Schunk, D.H., Pintrich, P.R., & Meece, J.L. (2008). Motivation in education: Theory, research, and applications (3rd ed.). Upper Saddle River, NJ: Pearson.

  • Van den Broeck, A., Ferris, D. L., Chang, C. H., & Rosen, C. C. (2016). Review of Self-Determination Theory’s Basic Psychological Needs at Work. Journal of Management, 42(5), 1195-1229. /10.1177/0149206316632058.

  • Vansteenkiste, M. (2010). Hoe we kinderen en jongeren kunnen motiveren: Toepassingen van de zelfdeterminatietheorie. Caleidoscoop, 22(1), 6-15.

  • Vansteenkiste, M., & Soenens, B. (2015). Vitamines voor groei: ontwikkeling voeden vanuit de Zelf-Determinatie Therie. Leuven: Acco.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.