PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Om recht te doen aan wat leerlingen echt kunnen, heeft onze school de ambitie om de leerlingen zo objectief mogelijk te evalueren. Toch is er nog ruimte voor verbetering. Daar proberen we verder aan te werken.
Directeur secundair onderwijs

Beschrijving

Objectief beoordelen wil zeggen dat niet-relevante kenmerken van de leraar (sympathie, antipathie, strengheid, vooroordelen, enzovoort), de leerling (geslacht, etnische achtergrond, sociaaleconomische status, enzovoort) of de context (volgorde waarin wordt gecorrigeerd, moment van corrigeren, enzovoort) tijdens de beoordeling niet van invloed zijn op de resultaten van leerlingen. Het is met andere woorden de mate van beheersing van leerlingen die de resultaten zo veel mogelijk bepaalt.

Voordelen

  • Door objectief te beoordelen, zorg je ervoor dat je correcte, kwalitatieve uitspraken doet over de mate waarin leerlingen de leerdoelen beheersen.

  • Een correct beeld van de mate van beheersing van leerlingen heeft twee voordelen. Enerzijds kan je het instructie- en leerproces effectief laten aansluiten bij de behoeften van leerlingen. En anderzijds kan je correcte beslissingen nemen in functie van hun onderwijsloopbaan.

  • De kansengelijkheid stijgt doordat kenmerken van leerlingen of contextfactoren niet van invloed zijn op de resultaten.

  • Door zo objectief mogelijk te beoordelen, voorkom je mogelijke negatieve gevoelens bij je leerlingen.

De objectiviteit van de beoordeling is steeds van belang, ook als je formatief handelt. Toch is het van groter belang bij een summatieve evaluatie. De gevolgen zijn immers groter. Bij 'aan de slag in de klas' lees je meer over summatieve evaluaties.

Een 100% objectieve beoordeling bestaat niet. Onbewust kunnen persoonlijke overtuigingen of aannames de beoordeling mee vormgeven. Het is eerder een kwestie van zo objectief mogelijk te beoordelen.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Dochy, F., Heylen, L., & Van de Mosselaer, H. (2002). Assessment in onderwijs (hoofdstuk 3). Utrecht: Lemma BV.

  • Goossens, M., Van Gasse, R., Bouwer, R., Lesterhuis, M., & De Maeyer, S. (2021). De 28 meest gestelde vragen over comparatief beoordelen. [EPub]. Antwerpen, België.

  • Gulikers, J., & Baartman, L. (2017). Doelgericht professionaliseren: formatieve toetspraktijken met effect! Wat DOET de docent in de klas? Geraadpleegd op: /wp-content/uploads/2015/09/Inhoudelijke-eindrapport_NRO-PPO-405-15-722_DEF.pdf

  • Harré, K., Smeyers, L., Vanhoof, J., Dattoli, M., & Pinceel, K. (2014). Evaluatiepraktijk op school. 10 pijlers voor een kwaliteitsvolle leerlingenevaluatie. ASP Onderwijs. Brussel: ASP.

  • Maassen, N., & Otter, D. (2015). Eerste hulp bij toetsen. Grip op toetskwaliteit. Enschede : RCEC, Universiteit Twente.

Objectief beoordelen: Mogelijke valkuilen en tips om deze te voorkomen

Ik heb soms de neiging om wat soepeler te corrigeren bij leerlingen waar ik sympathie voor heb of waarvan ik weet ze het niet makkelijk hebben, maar toch echt hun best doen voor mijn vak.
Leraar natuurwetenschappen (2e graad secundair)
Ik corrigeer anders wanneer ik moe of minder goed gezind ben.
Leraar techniek (1e graad secundair)
Ik evalueer anders dan mijn collega’s. Ik hecht meer aandacht aan de creativiteit van de werkjes dan andere collega’s. Misschien zouden we hier wat meer lijn in moeten krijgen?
Leraar beeld (1e graad secundair)
Van de leerlingen hoor je soms dat een bepaalde collega het imago heeft streng te corrigeren. Dat kan me wat onzeker maken. Ben ik dan wel streng genoeg?
Leraar organisatie en logistiek (2e graad secundair)

Tip 1: Maak gebruik van een correctiesleutel

In een correctiesleutel leg je voor elke vraag of opgave vast wat het juiste antwoord is en wat de maximumscore is die leerlingen kunnen behalen. Voor open vragen of complexe opdrachten waarbij meerdere antwoorden mogelijk zijn, bepaal je de aspecten, handelingen en begrippen die zeker aanwezig moeten zijn in een antwoord of uitvoering. Hieraan koppel je een score.

Het opstellen en inzetten van een correctiesleutel zorgt ervoor dat de resultaten steeds op dezelfde manier tot stand komen, zonder dat niet-relevante factoren van invloed zijn (zoals de netheid van het handschrift of het doorstrepen van zaken). Het stelt je ook in staat om te verantwoorden hoe je tot een bepaalde score bent gekomen.

Stel een correctiesleutel op in samenspraak met een collega. Dit geeft meer inzicht in de aspecten waarop jullie focussen en in hoeverre ze meetellen in de beoordeling. Samenwerking kan ervoor zorgen dat jullie eenzelfde evaluatie op een gelijkaardige manier beoordelen.

Tip 2: Maak gebruik van een werkwijze waarbij je niet weet wie je beoordeelt

Hiervoor bestaan verschillende eenvoudige werkwijzen:

  • Als een evaluatie meerdere vragen omvat, kan je ervoor kiezen om vraag per vraag te corrigeren en niet per leerling. Op deze manier is het moeilijker om te zien wiens evaluatie je aan het beoordelen bent en voorkom je dat gevoelens, meningen of vorige prestaties van leerlingen een invloed hebben op de beoordeling.

  • Meestal noteren leerlingen hun naam bovenaan een evaluatie. Je kan leerlingen evengoed vragen hun naam op de achterkant of op de laatste pagina van een toets of opdracht te noteren. Op deze manier bouw je anonimiteit in. Je ziet immers niet meteen wie je beoordeelt.

  • Varieer in de volgorde waarin je beoordeelt. De kans bestaat immers dat je de klasnummers van de leerlingen kent en aan de hand hiervan weet welke leerling je aan het beoordelen bent.

  • Indien je leerlingen al lang kent, kan het zijn dat je hun handschrift herkent. Om dit te vermijden, kan je ervoor kiezen om digitaal te evalueren als het evaluatie-instrument dit toelaat.

Tip 3: Maak gebruik van kwaliteitscriteria

Heldere kwaliteitscriteria (bijvoorbeeld verzameld in een rubric) kunnen je helpen om de validiteit te verhogen en om op een objectievere manier te beoordelen. Leraren verschillen van elkaar wat betreft de aandacht die ze hebben voor bepaalde aspecten van een opdracht. Het gevaar bestaat dat de focus ligt op oppervlakkige aspecten, in plaats van op de inhoud die er echt toe doet. Dit kan je vermijden door op voorhand duidelijke criteria voorop te stellen waarop je zal focussen.

Werk samen met een of meerdere collega's bij het opstellen van kwaliteitscriteria. Welke criteria wegen het meest door in de beoordeling? Hebben jullie hetzelfde idee wat betreft de standaard voor een kwalitatieve uitvoering?

Indien leerlingen over voldoende kwaliteitsbesef beschikken en vertrouwd zijn met rubrics, kan je hen elkaar of zichzelf laten beoordelen.

Tip 4: Maak gebruik van meerdere beoordelaars

Algemeen geldt dat meerdere beoordelaars de betrouwbaarheid en objectiviteit ten goede komen. Vier ogen zien immers meer dan twee ogen.

Als dit moeilijk haalbaar is, kies er dan voor om enkel de evaluaties van de zwakst scorende leerlingen te laten nakijken door een collega. Komen jullie tot dezelfde conclusie en een gelijkaardige score?

Het kan helpen om met een collega in gesprek te gaan wanneer je twijfelt over het toekennen van een bepaalde score, bijvoorbeeld als nieuwe leraar.

Tip 5: Maak gebruik van comparatief beoordelen

Comparatief beoordelen is een werkwijze die je kan inzetten om complexe vaardigheden of competenties te beoordelen. Het houdt in dat je opdrachten van leerlingen in paren met elkaar vergelijkt en telkens de beste opdracht selecteert. Uiteindelijk kom je tot een rangschikking van de minst tot meest kwalitatieve opdracht. Door comparatief te beoordelen, neem je consistentere beslissingen, ongeacht het moment van de dag of de volgorde waarin je opdrachten evalueert. Meer info en concrete werkvormen kan je hier vinden.

Een evaluatie-instrument kwalitatief opstellen en afnemen

Om je een correct beeld te kunnen vormen van de mate van beheersing van leerlingen is het ook heel belangrijk om evaluatie-instrumenten met de grootste zorg op te stellen en af te nemen. Meer info en concrete tips kan je hier terugvinden.

Digitale mogelijkheden

Quasi elke digitale evaluatietool beschikt over een automatisch scoringssysteem waarbij je de juiste antwoorden op voorhand kan ingeven, gekoppeld aan de maximale score. Dit is echter moeilijker in het geval van open vragen. Er bestaan specifieke tools waarmee je een online rubric kan opstellen en tools die het comparatief beoordelen ondersteunen. Meer info kan je terugvinden op de overeenkomstige pagina’s.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Dochy, F., Heylen, L., & Van de Mosselaer, H. (2002). Assessment in onderwijs (hoofdstuk 3). Utrecht: Lemma BV.

  • Goossens, M., Van Gasse, R., Bouwer, R., Lesterhuis, M., & De Maeyer, S. (2021). De 28 meest gestelde vragen over comparatief beoordelen. [EPub]. Antwerpen, België.

  • Gulikers, J., & Baartman, L. (2017). Doelgericht professionaliseren: formatieve toetspraktijken met effect! Wat DOET de docent in de klas? Geraadpleegd op: /wp-content/uploads/2015/09/Inhoudelijke-eindrapport_NRO-PPO-405-15-722_DEF.pdf

  • Harré, K., Smeyers, L., Vanhoof, J., Dattoli, M., & Pinceel, K. (2014). Evaluatiepraktijk op school. 10 pijlers voor een kwaliteitsvolle leerlingenevaluatie. ASP Onderwijs. Brussel: ASP.

  • Maassen, N., & Otter, D. (2015). Eerste hulp bij toetsen. Grip op toetskwaliteit. Enschede : RCEC, Universiteit Twente.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.