PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Ik was op zoek naar een motiverende, gedifferentieerde manier van werken waarmee ik alle leerlingen kon activeren in een herhalingsles. Mijn verleden in de jeugdbeweging bracht me op het idee om 'één tegen allen' te spelen. Het bleek een schot in de roos.
Leraar Frans (1e graad secundair onderwijs)

Beschrijving

'Eén tegen allen' houdt in dat je de leerlingen uitdaagt om een breed gamma aan opdrachten tegen een bepaalde deadline uit te voeren. Dit kunnen ze enkel realiseren door de opdrachten te verdelen en samen te werken. Als alle opdrachten tot een goed einde worden gebracht, staat er klassiek een tegenprestatie tegenover. Deze werkwijze laat toe om te differentiëren volgens interesse, leerstatus en leerprofiel.

Voordelen

  • Leerlingen krijgen keuzemogelijkheden. Dit bevordert hun motivatie en zorgt ervoor dat je maximaal kan inspelen op de interesses, leerstatus en leervoorkeuren van leerlingen.

  • Het vooruitzicht van een tegenprestatie van de leraar kan leerlingen (extrinsiek) motiveren.

  • Het biedt kansen om bepaalde leerstof te blijven inoefenen en herhalen.

  • Leerlingen ondersteunen elkaar en werken samen om de opdrachten tot een goed einde te brengen.

  • Leerlingen geven elkaar feedback, wat een positieve invloed heeft op hun leerproces.

  • Het ondersteunt de sociale en persoonlijke ontwikkeling van leerlingen, maar bevordert ook het klasklimaat.

Voor bepaalde vakken zal deze werkwijze eenvoudiger zijn om in te zetten dan voor andere. Mits enige creativiteit kan je dit principe zeer breed inzetten, ook over verschillende vakken heen.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Coubergs, C., Struyven, K., Engels, N., Cools, W., & De Martelaer K. (2013). Binnenklasdifferentiatie. Leerkansen voor alle leerlingen. Leuven: Acco.

  • Coubergs, C., Struyven, K., Gheyssens, E., & Engels, N. (2015). Het BKD-leerkrachtmodel: binnenklasdifferentiatie realiseren in de klas. Impuls 45(3), 151- 159.

  • Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.

  • Smets W. (2017). Slim differentiëren, praktijkboek binnenklasdifferentiatie voor leerkrachten, De Boeck: Antwerpen.

Werkwijze: Praktijkvoorbeeld

EEN VOORBEELD UIT DE LES FRANS (EERSTE GRAAD)

Ik stel 30 oefeningen op, gaande van eenvoudige reproductie-oefeningen tot meer uitdagende oefeningen. Ik maak een overzichtje en druk het af op een A2-papier. Dit hang ik vooraan aan bord. De werkwijze leg ik op voorhand uit zodat we onmiddellijk kunnen starten het volgende lesuur. De leerlingen bespreken wie welke oefening maakt en gaan individueel of per twee aan de slag. Ik probeer dit zodanig te sturen dat de moeilijkere oefeningen bij de sterkere leerlingen terecht komen en vice versa, zodat elke leerling leerkansen krijgt.

Als leerlingen klaar zijn met een oefening noteren ze hun naam in de eerste kolom van het overzicht. Hun antwoord leggen ze op een tafel vooraan in het lokaal. Voordat ze het antwoord finaal indienen, krijgen de medeleerlingen de kans om het antwoord te controleren en samen te bespreken. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid dat alle oefeningen correct zijn opgelost. De naam van de leerling die controleerde komt in de tweede kolom. Uiteindelijk komt het antwoord tot bij mij. Ik geef een hartje als een opdracht voldoende goed is uitgevoerd. Dit wordt zichtbaar voor de leerlingen en motiveert hen extra.

Als je dit wil proberen, raad ik aan om flexibel te zijn. Voorzie een aantal extra opdrachten als de leerlingen sneller werken dan gedacht. Merk je dat je te veel opdrachten hebt, dan kan je een toegeving doen en hen maar een deel van de opdrachten laten uitwerken, bijvoorbeeld minstens 25 van de 30. Je kan ook een maximaal aantal foutjes afspreken met de leerlingen.

Réalisé par Contrôlé par Prêt
Conjugue les verbes être, avoir, faire, aller et venir à l’indicatif présent.
Conjugue les verbes pouvoir, vouloir, devoir, boire et lire à l’indicatif présent.
Conjugue les verbes écouter, manger, partir, finir et attendre à l’indicatif présent.
Conjugue les verbes parler, rester, rougir et entendre au passé composé.
Mets les temps suivant à une ligne du temps : indicatif présent – passé récent – passé composé – futur proche – imparfait.
Fais 2 phrases au futur proche. Emploie les verbes regarder et écrire.
Fais 2 phrases au passé récent. Emploie les verbes jouer et boire.
Fais 2 phrases au passé composé. Emploie les verbes aller et danser.
Fais 2 phrases à l’imparfait. Emploie les verbes nager et vouloir.
Fais une phrase logique avec les mots suivants : fille – petite – (lire) – jardin – livre
Fais une phrase logique avec les mots suivants : nous – notre – (attendre) – bus – fête – avec
Fais une phrase logique avec les mots suivants : parents – (aimer) – visiter – Paris – amis – TGV
Décris deux personnes de la classe (physique – caractère – hobbys)
Décris le professeur (physique – caractère – hobbys)
Résous cette énigme : C’est un objet rectangulaire. Le prof écrit sur cet objet.
Résous cette énigme : C’est un bijou qu’on porte quand on se marie.
Résous cette énigme : C’est un objet qui se trouve dans la classe. Il y a de l’eau et une éponge dans cet objet.
Qu’est-ce que tu vas faire ce soir ? Raconte-le au professeur. Emploie le futur proche.
Qu’est-ce que tu viens de faire pendant la pause ? Raconte-le au professeur. Emploie le passé récent.
Qu’est-ce que tu as fait hier ? Raconte-le au professeur. Emploie le passé composé.
Qu’est-ce que tu as fait ce weekend ? Raconte-le au professeur. Emploie le passé composé.
Ecoute le fragment (1). Réponds aux questions.
Ecoute le fragment (2). Réponds aux questions.
Lis le texte (1). Réponds aux questions.
Lis le texte (2). Réponds aux questions.
Ecoute la chanson ‘Balance ton quoi’ d’Angèle. - Note les deux premiers mots de la chanson. - Note le 9e et 10e mot du refrain (tu peux écouter plusieurs fois). - Tu as noté quelle phrase? Traduis cette phrase.
Crée une chanson courte. Présente 3 personnes de la classe dans la chanson.
Ouvre l’enveloppe (1). Tu trouves 4 images. Raconte une petite histoire sur les images.
Ouvre l’enveloppe (2). Tu trouves 4 images. Raconte une petite histoire sur les images.
Fais trois énigmes comme dans 15-16-17.

Digitale mogelijkheden

Je kan toelaten om digitale hulpmiddelen te gebruiken bij de uitwerking van de verschillende opdrachten. Indien mogelijk helpt het om een of meerdere laptops en koptelefoons ter beschikking te stellen. 

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.