Ik zit met enorme niveauverschillen in mijn klas. Dit maakt het moeilijk om voor iedereen goed te doen. Ik probeer altijd zo veel mogelijk kinderen mee te krijgen met de basisleerstof, maar hierdoor verlies ik de sterkste kinderen soms uit het oog. Ze vervelen zich als ze mijn uitleg nog eens moeten meevolgen of te eenvoudige oefeningen maken. Ik zou ook veel meer willen aansluiten bij hun niveau.
Beschrijving
Werken op meerdere sporen, kortom een ‘meersporenbeleid’, houdt in dat je meerdere leerwegen uittekent waarbinnen leerlingen op maat aan de slag gaan. Het doel van een meersporenbeleid is dat zo veel mogelijk leerlingen de basisstof beheersen én dat leerlingen de kans krijgen zich vast te bijten in meer uitdagende opdrachten, aansluitend bij hun leerstatus. Meestal zijn er drie à vier sporen:
Spoor 1: Leerlingen die het moeilijk hebben met de leerstof krijgen verlengde instructie in een miniklas en gaan aan de slag met herhalingsoefeningen.
Spoor 2: Leerlingen die de leerstof onder de knie hebben, maken basisoefeningen.
Spoor 3: Leerlingen die extra uitgedaagd willen of moeten worden, maken verdiepende oefeningen.
Spoor 4: Leerlingen met een individueel curriculum krijgen oefeningen en/of begeleiding op maat.
Voordelen
Leerlingen werken volgens hun leerstatus. Je sluit aan bij hun leerbehoeften en het tempo.
Alle leerlingen kunnen successen ervaren, wat de motivatie verhoogt.
Een meersporenbeleid vergroot de tijd om de minimumdoelen te behalen voor de leerlingen die dit nodig hebben. Hiermee verhoogt het de kansengelijkheid.
Het heeft een positieve invloed op de prestaties van leerlingen.
Door leerlingen mee te laten beslissen over het spoor waarop ze zullen werken, komt de verantwoordelijkheid meer in handen van de leerlingen. Dit komt hun zelfregulatie ten goede (meer kan je hier lezen).
De opdrachten die leerlingen maken, worden zinvoller.
Je stelt hoge verwachtingen aan je leerlingen, wat een positieve invloed heeft op het leren.
Het is een overkoepelend differentiatiemodel. Je kan het in combinatie gebruiken met andere differentiatievormen.
Door te selecteren in het (leer)werkboek, vereist het weinig bijkomend voorbereidingswerk.
Het vergt enig denk- en voorbereidingswerk. Hoe verdeel je de oefeningen over de verschillende sporen? Welke klasopstelling hanteer je? Op basis waarvan vorm je de groepen?
Leerlingen hebben vaak de neiging hun eigen capaciteiten te onder- of overschatten, zeker als je net start met een meersporenbeleid. Het kan ook zijn dat leerlingen het spoor kiezen dat het meeste aansluit bij de werkmethode van hun voorkeur (individueel werk, groepswerk, …).
Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.
De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bronnen:
Coubergs, C., Struyven, K., Engels, N., Cools, W., & De Martelaer K. (2013). Binnenklasdifferentiatie. Leerkansen voor alle leerlingen. Leuven: Acco.
Coubergs, C., Struyven, K., Gheyssens, E., & Engels, N. (2015). Het BKD-leerkrachtmodel: binnenklasdifferentiatie realiseren in de klas. Impuls 45(3), 151- 159.
Klasse. (2016, 8 december). Differentiatie op 4 sporen: “De leerlingen voelen zich begrepen”. Geraadpleegd op 14 april 2022, van /70582/differentiatie-met-4-sporen-de-leerlingen-voelen-zich-begrepen/
Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.
Smets W. (2017). Slim differentiëren, praktijkboek binnenklasdifferentiatie voor leerkrachten, De Boeck: Antwerpen.