PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Wat lijkt te werken bij de ene leerling, werkt niet voor een andere. Sommigen werken bijvoorbeeld graag en goed samen terwijl anderen het liefst individueel werken, met een koptelefoon om helemaal niet gestoord te worden. Ik laat de leerlingen dan ook zo vaak mogelijk zelf kiezen hoe ze aan het werk gaan.
Leraar lager onderwijs

Beschrijving

Leerlingen hebben verschillende voorkeuren wat betreft leerstrategieën, leeractiviteiten en/of leeromgevingen. Hier kan je op inspelen door keuzes en flexibiliteit aan te bieden en door voldoende variatie aan te brengen in de manieren waarop je lesgeeft.  

Voordelen

  • Leerlingen kunnen zelf bepalen op welke manier ze aan het werk gaan. Dit verhoogt hun motivatie.

  • Leerlingen zullen kiezen voor de mogelijkheid die het best aansluit bij hun voorkeuren. Hierdoor kunnen ze efficiënter leren.

  • Het aanbieden van keuzes bevordert de zelfregulatie van leerlingen (meer kan je hier lezen).

  • Geregeld variëren en keuzes aanbieden, verlaagt stress en frustraties en verhoogt de relevantie van het leerproces.

  • Door keuzes aan te bieden, kan je bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe voorkeuren van leerlingen.

  • Het is een eenvoudige manier om te differentiëren. Het vraagt weinig bijkomend voorbereidingswerk

  • Het aanbieden van leerstof op verschillende manieren, bijvoorbeeld via beeld én woorden, zorgt ervoor dat leerlingen de leerstof langer onthouden (dual coding).

Zie het niet meteen te groots. Je hoeft leerlingen niet volledig vrij te laten kiezen. Het aanbieden van twee opties kan voldoende zijn om aan te sluiten bij de voorkeuren van leerlingen.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Coubergs, C., Struyven, K., Engels, N., Cools, W., & De Martelaer K. (2013). Binnenklasdifferentiatie. Leerkansen voor alle leerlingen. Leuven: Acco.

  • Coubergs, C., Struyven, K., Gheyssens, E., & Engels, N. (2015). Het BKD-leerkrachtmodel: binnenklasdifferentiatie realiseren in de klas. Impuls 45(3), 151- 159.

  • Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.

  • Smets W. (2017). Slim differentiëren, praktijkboek binnenklasdifferentiatie voor leerkrachten, De Boeck: Antwerpen.

Variëren om te leren  

‘Verandering van spijs doet leren’. Door regelmatig af te wisselen en op verschillende manieren les te geven met afwisselende opdrachten, zal je meer leerlingen bereiken. Je spreekt meer leerprofielen aan. Variatie aanbrengen in je didactiek doe je op verschillende manieren:

  • In de presentatie van leerstof: Je kan de leerstof op een heleboel manieren presenteren: tekstfragmenten, video’s, figuren, stripverhalen, mindmaps, schema’s, liedjes, krantenartikelen, een klasgesprek, voorbeeldopdrachten bespreken, enzovoort.

  • In leeromgevingen: Varieer door zo nu en dan uit te wijken naar een openleercentrum, een buitenklas, de speelplaats, plaatsen buiten de school, enzovoort.

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

Ik zoek geregeld andere oorden op met mijn leerlingen. Wanneer het mogelijk is, gaan we de leerstof op locatie ontdekken. Zo bezoeken we de bibliotheek en gaan we naar het bos om bladeren te verzamelen. Als het goed weer is, doen we bijvoorbeeld een loopdictee op de speelplaats of maken we de oefeningen buiten.

  • Variatie aanbrengen in opdrachten en werkvormen: Varieer in werkvormen om meer leerlingen aansluiting te laten vinden bij de aanpak van de les. Er is niets mis met klassieke oefeningen. De boodschap is vooral om deze in combinatie te gebruiken met andere opdrachten en werkvormen zoals groepswerken, klasdiscussies, rollenspelen, balspelen, of loopdictees.

  • Variatie aanbrengen in de rollen en verantwoordelijkheden bij groepswerk: Bij groepswerken krijgen leerlingen geregeld een rol. Je kan variatie aanbrengen in de rollen en verantwoordelijkheden die je de leerlingen laat opnemen. Hierdoor ontdekken leerlingen waar ze goed in zijn en waar zich nog leermogelijkheden bevinden.

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

De leerlingen krijgen steeds een rol toegewezen bij groepswerken. Ze doen daarvoor kaartjes om hun nek. Ik hou ook een eenvoudig overzichtje bij van de rollen die leerlingen opnemen. Doorheen het schooljaar zorg ik ervoor dat ze alle rollen minstens één keer hebben opgenomen.

Keuze en flexibiliteit aanbieden

Door keuze en flexibiliteit aan te bieden speel je vlot in op de voorkeuren van leerlingen en op de manieren waarop leerlingen leren. Dit kan je op meerdere manieren en momenten in het leerproces doen:

  • Keuze om basisinstructie al dan niet te volgen: Je kan leerlingen de keuze laten of ze de klassikale basisinstructie al dan niet (volledig) meevolgen.  

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

Vooral bij herhalingslessen hebben niet alle leerlingen nood aan mijn uitleg. Ik noteer aan bord welke oefeningen we gaan maken en laat leerlingen de keuze of ze de klassikale uitleg meevolgen of onmiddellijk aan de slag gaan met de oefeningen. Ik voorzie dan ook een hulphoek met hulpmiddelen en een hoek met de correctiesleutels. Leerlingen schatten dit vrij goed in, zeker omdat ze dit gewend zijn.

  • Keuze in de manier van werken: Je kan leerlingen laten kiezen hoe ze aan de slag gaan met hun opdrachten: zelfstandig, per twee of in kleine groepjes.

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

Ik werk nauw samen met mijn parallelcollega, die in het lokaal naast mij zit. Bij reken- en taallessen doen we geregeld aan co-teaching. De leerlingen krijgen de keuze hoe ze aan de slag willen gaan met de oefeningen. Wie de oefeningen zelfstandig en in stilte wil maken, zetten we samen in één van de twee lokalen. Wie liever wil samenwerken, zit in het andere lokaal.

EEN VOORBEELD UIT DE LES FRANS (EERSTE GRAAD)

Ik laat de leerlingen bij elke oefeningenreeks zelf beslissen hoe ze aan de slag willen gaan: individueel of samen met een buur. In sommige gevallen mogen ze ook per drie werken.

  • Keuze in hulpmiddelen: Je kan leerlingen de keuze geven om hulpmiddelen te gebruiken tijdens het zelfstandig oefenen.

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

Het lokaal hangt vol met hulpmiddelen: een tijdlijn, vervoegingsschema’s voor Frans, overzichten voor de oppervlaktematen, enzovoort. Wanneer we oefeningen aan het maken zijn, mogen de leerlingen hier altijd gebruik van maken. Ik heb ook een aantal koptelefoons in de klas. Er zijn een aantal leerlingen die deze bijna dagelijks gebruiken. Ze kunnen zich beter concentreren als ze zich kunnen afsluiten van de rest van de groep, dus waarom niet?

In brede basiszorg is het de bedoeling dat de informatie-dragende hulpmiddelen (stappenplannen, rekenmachines, mindmaps, woordenboeken, …) gaandeweg worden afgebouwd.

Niet-informatie-dragende hulpmiddelen (zoals koptelefoons, voorleessoftware,…) worden vooral gebruikt in verhoogde zorg. Je kan leerlingen de mogelijkheid geven om deze te gebruiken, als dit hun leren ten goede komt.

  • Keuze opdracht: Je kan leerlingen meerdere opdrachten aanbieden waaruit ze kunnen kiezen.

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

De leerlingen hebben een oefenmapje met extra oefeningen voor taal en wiskunde. Per maand voorzie ik nieuwe opdrachten. De opdrachten van taal worden aangeduid met sterretjes, de opdrachten voor wiskunde met zonnetjes. Het is de bedoeling dat de leerlingen elke maand oefeningen maken ter waarde van 10 sterretjes en 10 zonnetjes. Ze mogen zelf kiezen welke oefeningen ze maken.

  • Vorm eindproduct: Je kan leerlingen de vrijheid geven om zelf te beslissen hoe ze hun opdracht uitwerken, welk product ze uiteindelijk inleveren: een PowerPointpresentatie, een voorstelling van een poster, een video-opname, een toneeltje, … De leerlingen kunnen op deze manier een vorm kiezen die het best aansluit bij hun voorkeuren.

  • Inleveren eindproduct: Je kan leerlingen laten kiezen tussen verschillende data om een opdracht in te dienen: bijvoorbeeld op vrijdag, net voor het weekend of voor de leerlingen die liever tijdens het weekend werken, op maandag.

Digitale mogelijkheden

Je kan deze werkwijze doortrekken in een online of blended leeromgeving. Je kan leerlingen bijvoorbeeld laten samenwerken in breakoutrooms.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Coubergs, C., Struyven, K., Engels, N., Cools, W., & De Martelaer K. (2013). Binnenklasdifferentiatie. Leerkansen voor alle leerlingen. Leuven: Acco.

  • Coubergs, C., Struyven, K., Gheyssens, E., & Engels, N. (2015). Het BKD-leerkrachtmodel: binnenklasdifferentiatie realiseren in de klas. Impuls 45(3), 151- 159.

  • Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.

  • Smets W. (2017). Slim differentiëren, praktijkboek binnenklasdifferentiatie voor leerkrachten, De Boeck: Antwerpen.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.