PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Tijdens de lessen probeer ik zo effectief mogelijk te differentiëren. Met de vakgroep zijn we nu aan het nadenken hoe we gedifferentieerd kunnen evalueren. Het lijkt ons een logisch vervolg. We weten nog niet goed hoe we dit moeten aanpakken én of we dit wettelijk wel mogen.
Leraar huishoudkunde (3e graad secundair onderwijs)

Beschrijving

Tijdens het leerproces differentiëren leraren vaak om in te spelen op de verschillen tussen leerlingen. Een gedifferentieerde summatieve evaluatie houdt in dat je ook gedifferentieerd nagaat in hoeverre leerlingen de leerdoelen beheersen op het einde van het leerproces.

Veel leraren vragen zich af of dit wel eerlijk en wettelijk toegelaten is. Dat is het zeker: een eerlijke evaluatie betekent niet dat je iedereen gelijk behandelt, maar dat leerlingen gelijkwaardige kansen krijgen. Bovendien staat nergens decretaal geschreven dat een evaluatie voor alle leerlingen identiek hoeft te zijn.

Voordelen

  • Door gedifferentieerd te evalueren krijgen leerlingen gelijkwaardige kansen om te tonen welke kennis en vaardigheden ze onder de knie hebben.

  • Indien je differentieert tijdens het leerproces is het logisch dat je ook differentieert tijdens de evaluatie van het leren.  

  • Gedifferentieerd evalueren verhoogt de kansengelijkheid.

  • Alle leerlingen kunnen successen ervaren, wat hun welbevinden en motivatie verhoogt.

  • Het heeft een positieve invloed op de prestaties en op het leren van leerlingen.

  • Door leerlingen inspraak te geven, komt de verantwoordelijkheid meer in handen van de leerlingen. Dit komt hun zelfregulatie (meer info) ten goede.

  • Je vermijdt stress en frustraties. Bovendien maakt het een evaluatie veiliger.

Bij een gedifferentieerde summatieve evaluatie komen drie randvoorwaarden kijken:

  • Dezelfde leerdoelen: Gedifferentieerd evalueren wil niet zeggen dat je verschillende leerdoelen evalueert met andere kwaliteitscriteria. Je vertrekt van dezelfde leerdoelen, maar bepaalt zelf hoe je de leerlingen beoordeelt: via verschillende evaluatievormen, met of zonder hulpmiddelen, verschillende versies van een evaluatie-instrument, enzovoort.

  • Gelijkwaardige kansen: Bied alle leerlingen dezelfde kansen en keuzes aan: verschillende versies van een toets, hulpmiddelen, timing van een evaluatie, enzovoort. Soms zal ondersteuning echter nodig zijn. Houd rekening met de zelfregulatie van leerlingen en het feit dat ze zichzelf niet altijd correct weten in te schatten (Dunning-Kruger-effect).

  • Transparantie: Communiceer en rapporteer correct en duidelijk naar leerlingen, ouders en collega’s toe: hebben leerlingen een hulpmiddel gebruikt en waarom mochten ze dit gebruiken? Welke versie van een toets hebben leerlingen gemaakt? Welk resultaat hoort bij het basisgedeelte en welk resultaat hoort bij verdieping? (meer info vind je hier).

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bron:

  • Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.

1. Aanbieden van hulpmiddelen

Als leerlingen doorheen het leerproces gebruik hebben gemaakt van hulpmiddelen, kan je deze ondersteuning ook aanbieden tijdens een summatief evaluatiemoment. Om hier transparant over te communiceren, kan je een overzichtje bijhouden van welke leerlingen welke hulpmiddelen hebben gebruikt. Het aanbieden van hulpmiddelen kan op verschillende manieren:

  • Algemene hulpmiddelen: Dit zijn bijvoorbeeld (digitale) woordenboeken of schrijfkaders bij schriftelijke opdrachten, het gebruiken van stappenplannen en instructievideo’s bij praktische opdrachten, het al dan niet gebruiken van een rekenmachine, blokjes en staafjes bij rekentoetsen, het aanbieden van een lijst met veel voorkomende fouten of misconcepties, de mogelijkheid geven om een partituur te gebruiken bij het spelen van een stuk, enzovoort.  

  • Spiekbriefjes toelaten: Je kan differentiëren door spiekbriefjes toe te laten op een evaluatiemoment. Deze werkwijze is vooral interessant bij complexe opdrachten waarbij leerlingen de leerstof moeten toepassen in plaats van louter reproduceren. Bovendien is het opstellen van een spiekbriefje op zich al leerrijk. Het verplicht de leerlingen om goed na te denken over de leerstof, hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden en beknopt de kern van de leerstof te formuleren. Het doet hen met andere woorden leren (productieve strategieën).

Spreek op voorhand duidelijk af hoe groot de speekbriefjes maximaal mogen zijn of hoeveel woorden leerlingen mogen noteren. Je kan ervoor kiezen dit snel te controleren en spiekbriefjes te weigeren indien ze niet voldoen aan de afspraken.

Indien gewenst kan je afspraken maken over de consequenties verbonden aan het gebruiken van een spiekbriefje: bijvoorbeeld maximaal 9/10 kunnen halen.

  • Medeleerlingen inschakelen als hulpmiddel: Je kan leerlingen activeren als hulpbron voor elkaar. Geef hen bijvoorbeeld, wanneer je een toets of opdracht uitgedeeld hebt, vijf minuten de tijd om eerst met elkaar te overleggen voor ze individueel aan de slag gaan. Je kan toetsen ook volledig laten maken in duo’s of kleine groepjes. Deze werkwijzen zet je idealiter enkel in bij complexe opgaven waarbij leerlingen de leerstof moeten toepassen.

Als leerlingen weten dat overleg en samenwerken mogelijk is, kan dit het verkeerde idee geven dat ze de leerstof mogen verdelen en slechts een deeltje moeten instuderen. Voorkom dit door dit op voorhand niet te laten weten dat of met wie leerlingen zullen samenwerken.

  • Two stage toets: Dit type toets bestaat uit twee delen. Het eerste deel maken de leerlingen individueel. Nadien maken de leerlingen dezelfde (of een gelijkaardige) toets in groepjes van maximaal vier personen. In dit tweede deel gaan ze in discussie, lichten ze hun antwoorden toe, reflecteren ze samen en komen ze uiteindelijk gezamenlijk tot een antwoord. Meer kan je hier lezen.

  • Vertaling van de opgaven meegeven: Specifiek voor meertalige leerlingen kunnen vertalingen van de opgaven van doorslaggevend belang zijn. Hiermee verzeker je je ervan dat elke leerling de opgave begrijpt, wat de validiteit van het evaluatie-instrument ten goede komt. We weten bijvoorbeeld dat leerlingen die de schooltaal beheersen een grotere kans hebben om een goede score te halen op wiskundetoetsen dan een leerling bij wie dat niet het geval is, ook al zijn de leerlingen even goed in wiskunde.  

2. Leerlingen maken verschillende versies van een toets

Als leerlingen tijdens een lessenreeks op verschillende sporen hebben gewerkt, is het logisch en zinvol om ook volledig of gedeeltelijk verschillende versies van toetsen op te stellen op het einde.

  • Basis/Verdieping: Je kan twee (of meerdere) versies voorzien van een toets. De eerste versie bevat uitsluitend vragen over de basisdoelen, de tweede (of derde) versie bevat bovendien bijkomende, verdiepende vragen. Op basis van het spoor waarop leerlingen hebben gewerkt tijdens de les kan je hen één van de versies bezorgen.

Geef bij de rapportage van de toets duidelijk aan welke score tot het basisgedeelte hoort en wat uitbreiding is. Dit is belangrijk in functie van oudercontacten en klassenraden.

3. Aanbieden van keuzemogelijkheden

  • Keuze tussen verschillende versies (inhoud): Je kan verschillende versies van eenzelfde toets of oefening aanbieden en leerlingen de keuze geven welke ze willen maken. Zo kan je bij een wiskundetoets de keuze laten om de oppervlakte van een voetbalveld of van een concertzaal te berekenen. Als je leerlingen een presentatie laat voorbereiden, kan je hen zelf laten beslissen over de inhoud. Ook bij groepswerken kan je de leerlingen laten kiezen welke (deel)opdracht ze uitvoeren en/of welke rol ze innemen.

  • Keuze tussen verschillende versies (niveau): Je kan meerdere versies van een toets aanreiken die verschillen in niveau en de leerlingen vrij laten kiezen.

Pas eventueel de maxima van de verschillende versies aan aan het niveau waarop ze werken: bijvoorbeeld een maximum van 10/10 voor de hoogste moeilijkheid, maximaal 9/10 voor de iets makkelijkere versie, maximaal 8/10 voor de minst complexe versie.

Zorg ervoor dat de leerlingen de gevolgen verbonden aan hun keuze op voorhand kennen. Dit is nodig voor de transparantie.

  • Keuze uit oefeningen die ze maken: Voorzie opgaven op verschillende niveaus en leg de verantwoordelijkheid bij de leerlingen door hen de keuze te laten welke oefeningen ze maken. Dit ter waarde van een aantal punten.

    Een voorbeeld:

  • Keuze uit hulpmiddelen: Leerlingen kunnen kiezen om hulpmiddelen te gebruiken: een woordenboek, een stappenplan, een aantal tips, een rekenmachine, enzovoort.

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

Ons klaslokaal hangt vol met ondersteunend materiaal voor wiskunde. Mijn leerlingen mogen dit ook gebruiken tijdens de toetsen. Bijvoorbeeld voor de oppervlaktematen, maken sommige leerlingen intensief gebruik van de hulpmiddelen terwijl anderen hier helemaal niet naar kijken.

  • Keuze hoe een evaluatie af te nemen: Laat, waar mogelijk, de leerlingen kiezen uit verschillende evaluatievormen. Zo kan je hen de keuze laten een evaluatie schriftelijk of mondeling af te leggen, en op papier of digitaal.

Zorg ervoor dat de doelstellingen van de verschillende evaluatievormen dezelfde zijn en de vragen gelijkend.

  • Keuze uit verschillende producten: Leerlingen kunnen de vrijheid krijgen om te kiezen hoe ze een (bijvoorbeeld mondelinge) opdracht uitvoeren: een klassieke presentatie, een video, aan de hand van een poster, enzovoort. Bij muziek kan je de leerlingen laten kiezen welk nummer ze brengen.

  • Keuze uit verschillende momenten: Je kan leerlingen inspraak geven in het moment waarop ze geëvalueerd worden. Zo kan je bij een langlopend contractwerk een aantal evaluatiemomenten voorzien en de leerlingen zelf laten beslissen wanneer ze zich hier klaar voor voelen. Een meer verregaande variant hierop is het inplannen van verschillende toetsmomenten: enkele voorbereidingstoetsen en één overkoepelende herhalingstoets. Leerlingen kunnen hierbij zelf kiezen of ze enkel deelnemen aan de herhalingstoets of ook aan de voorbereidende toetsen.

Als je de laatste werkwijze kiest, kan je de leerlingen om praktische redenen op voorhand laten aangeven of ze zullen deelnemen aan de voorbereidingstoetsen. Op deze manier kan je het aantal kopieën makkelijker inschatten.

  • Meetellen: Je kan leerlingen zelf laten beslissen of een evaluatie meetelt voor een cijfer of niet.

EEN VOORBEELD UIT DE LES FRANS (TWEEDE GRAAD)

Mijn leerlingen krijgen elk trimester 1 paskaart. Hiermee geven ze aan dat ze voor een bepaalde toets geen punten willen krijgen. Ze beslissen zelf wanneer ze deze inzetten. Er zijn wel een aantal regeltjes. Zo mogen ze de paskaart niet gebruiken bij productieve opdrachten.

  • Gebruik maken van jokers: Je kan werken met een systeem waarbij leerlingen jokers verdienen die ze kunnen inzetten tijdens een evaluatiemoment, bijvoorbeeld door extra verdiepende oefeningen te maken, of een remediëring te volgen. Met deze jokers kunnen ze bepaalde vragen (deels) laten wegvallen.

Verduidelijk hoeveel punten een joker waard is (bijvoorbeeld een half punt) en hoeveel punten leerlingen maximaal kunnen laten wegvallen per evaluatie (bijvoorbeeld maximaal 20% van het totaal).

EEN VOORBEELD UIT DE LES WISKUNDE (EERSTE GRAAD)

Als voorbereiding op toetsen voorzie ik altijd extra digitale oefeningen en oefentoetsen die leerlingen kunnen maken. Vroeger was dit geheel vrijblijvend, maar zo goed als niemand maakte hier gebruik van. Daarom besloot ik om de leerlingen die dit wel doen te belonen. Ze kunnen nu jokers verdienen als ze extra oefeningen maken. Elke joker is een half punt waard en ze kunnen de jokers inzetten op toetsen als ze niet zeker zijn van een bepaald antwoord of wat moeite hebben met een vraag. De leerlingen houden hun jokers ook zelf bij. Het levert me op die manier geen extra werk op.

Het verschil is ongelooflijk. Bijna 80% van de klas gaat nu aan de slag met de extra oefeningen, wat natuurlijk ook leidt tot betere resultaten.

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

Ik werk met jokers tijdens presentaties. Op voorhand krijgen de leerlingen de criteria mee voor de evaluatie. Ze krijgen van mij één joker. Of ze kiezen ervoor om één van de criteria niet te laten meetellen, bijvoorbeeld als ze zich niet zeker voelen. Of ze kiezen ervoor om één van de criteria dubbel te laten meetellen. Zo leren de leerlingen zichzelf beter inschatten. Ze denken bewuster na over hoe ze het hebben gedaan.

4. Differentiatie standaard ingebouwd

  • In groepswerk of projectwerk zit differentiatie standaard ingebouwd. Door de aard van de evaluatiemethode speel je automatisch in op de verschillen in interesse, leerstatus en leerprofiel.

  • Met een portfolio, waarbij leerlingen de opbouw en selectie van materialen grotendeels in handen hebben, differentieer je opnieuw volgens interesse, leerstatus en -profiel.

  • Je kan gebruik maken van bonusvragen waarmee leerlingen een extra punt verdienen. Leerlingen die de bonusvraag niet of incorrect beantwoorden, verliezen geen punten. Op deze manier biedt je extra kansen aan leerlingen.

EEN VOORBEELD UIT DE LES GESCHIEDENIS (TWEEDE GRAAD)

Op het einde van een hoofdstuk laat ik de leerlingen geregeld een paar toetsvragen opstellen met bijhorende antwoorden. De goede vragen plaats ik ter voorbereiding op Smartschool. Ik neem ook altijd één van de vragen op als bonusvraag voor de toets.

  • Je kan leerlingen een tweede kans geven bij een mindere toets.

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

Iedereen heeft wel eens een baaldag. Ook onze leerlingen. Het is dan wel heel jammer als dit juist gebeurt op de dag van een toets. Dat zou een vertekend beeld geven van wat ze eigenlijk kunnen. Daarom werk ik met een tweede kans. We spreken een moment af en leerlingen kunnen intekenen door hun naam op het bord te noteren.

Digitale mogelijkheden

Je kan differentiëren aan de hand van digitale evaluaties. Allerhande tools laten toe om evaluaties op verschillende niveaus aan te maken en te delen met de leerlingen, bijvoorbeeld Bookwidgets.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bron:

  • Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.