PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Sommige kinderen hebben veel meer ondersteuning en uitleg nodig dan andere. Vroeger probeerden we de gulden middenweg te zoeken, maar zo dreigden de kinderen aan de twee uiteinden uit de boot te vallen. Daarom hebben we de miniklas opgericht, waarbinnen leerlingen extra uitleg krijgen terwijl de andere leerlingen op hun eigen niveau en tempo voortwerken. Een win-win voor iedereen.
Directeur lager onderwijs

Beschrijving

Verlengde instructie is een differentiatievorm waarmee je de instructietijd verlengt voor de leerlingen die hier nood aan hebben. Vaak worden deze leerlingen samengenomen in een apart groepje (de ‘miniklas’) terwijl de overige leerlingen zelfstandig aan de slag gaan. De bedoeling is dat je met je verlengde instructie aansluit bij hun specifieke leernoden.

Voordelen

  • Verlengde instructie in een miniklas kan je integreren in een breed gamma aan werkwijzen: contract- en hoekenwerk, een meersporenbeleid, een groepswerk, enzovoort.

  • Je kan maximaal inspelen op de instructie- en leerbehoeften van alle leerlingen. 

  • Hoe langer leerlingen aan de slag zijn met de leerstof, hoe groter de kans dat ze deze uiteindelijk zullen beheersen.

  • Het biedt extra ondersteuning voor leerlingen die het moeilijk hebben. Dit verhoogt de kansengelijkheid.  

  • De bijkomende instructie kan ervoor zorgen dat leerlingen zich competent voelen. Dit verhoogt hun motivatie, zelfvertrouwen en hun zelfbeeld.

  • Je kan leerlingen mee laten beslissen of ze al dan niet deelnemen aan de miniklas. Dit komt de zelfregulatie ten goede (meer kan je hier lezen).

  • Slim georganiseerd, vereist het weinig bijkomend voorbereidingswerk

De keuze om al dan niet deel te nemen aan de verlengde instructie maken de leraar en leerlingen best samen. Sommige leerlingen zal je echter moeten aanmoedigen om aan te sluiten. Het is immers van belang dat je de leerlingen bereikt die hier nood aan hebben.

Het gevaar van stigmatisering loert om de hoek van zodra je leerlingen homogeen samen zet. Daarom is het van belang leerlingen mee te laten kiezen om al dan niet deel te nemen. Leerlingen moeten dit moment als ondersteunend ervaren, niet als straf.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Coubergs, C., Struyven, K., Engels, N., Cools, W., & De Martelaer K. (2013). Binnenklasdifferentiatie. Leerkansen voor alle leerlingen. Leuven: Acco.

  • Coubergs, C., Struyven, K., Gheyssens, E., & Engels, N. (2015). Het BKD-leerkrachtmodel: binnenklasdifferentiatie realiseren in de klas. Impuls 45(3), 151- 159.

  • Kirschner, P. (2018, 23 februari). Iedereen haat directe instructie (maar het werkt!). Blogcollectief onderzoek onderwijs. Geraadpleegd op 17 maart 2022, van /2018/02/23/iedereen-haat-directe-instructie-terwijl-het-werkt/

  • Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.

  • Smets W. (2017). Slim differentiëren, praktijkboek binnenklasdifferentiatie voor leerkrachten, De Boeck: Antwerpen.

Algemene werkwijze

Stap 1: Basisinstructie

Je geeft een klassikale basisinstructie, waarbij je de nieuwe leerstof presenteert en in verband brengt met andere leerstofonderdelen. Je zet verschillende werkvormen in om de leerlingen te betrekken bij de leerstof, waarna ze de leerstof begeleid inoefenen.

Stap 2: Instructiebehoeften bepalen

Je voorziet een (formatief) evaluatiemoment waarmee je het begrip van de leerlingen nagaat. Hiermee kan je bepalen welke leerlingen zelfstandig aan het werk kunnen en welke leerlingen gebaat zijn met extra instructie.

Stap 3: Gedifferentieerde instructie

Je sluit aan bij de diverse achtergrondkennis van alle leerlingen waardoor je meer instructie op maat aanbiedt.

Je zet een deel van de leerlingen samen in een ‘miniklas’, waarin je extra instructie voorziet op maat van hun behoeften. Dit kan je doen door de leerstof in kleinere deeltjes aan te bieden, een oplossingsstrategie voor het eerst of opnieuw te modelleren, door (deels) uitgewerkte voorbeelden te gebruiken en vervolgens samen oefeningen te maken. Hiermee probeer je alle leerlingen klaar te stomen om zelfstandig aan de slag te gaan met de oefeningen.

De overige leerlingen gaan meteen aan de slag. Dit kan op verschillende manieren:

  • Leerlingen werken zowel individueel als in duo’s;

  • Je gebruikt peer tutoring;

  • Je biedt bijkomende hulpmiddelen aan (zoals stappenplannen, schema’s, tijdsbalken, mindmaps, of instructievideo’s).

Zorg ervoor dat je niet gestoord wordt tijdens de verlengde instructie. Bied correctiesleutels aan en vraag de leerlingen om mogelijke vragen te noteren en deze later te stellen, na de verlengde instructie.

Door slim te organiseren en te selecteren welke oefeningen uit je leerwerkboek je gebruikt, hoef je niet steeds nieuwe oefeningen te bedenken en uit te werken.

Maak goede afspraken. Deze werkwijze vraagt een goed klasmanagement en een logische organisatie. Een mogelijke klasopstelling vind je hieronder:

Figuur 1: Een mogelijke klasopstelling (Smets, 2017)

Combineren met andere differentiatievormen

Combineren van verlengde instructie en co-teaching

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

De directeur aan het woord:

We experimenteren bij ons op school met een driesporenbeleid waarbij we inzetten op extra instructie. De leraren tekenen de drie sporen uit. Na de instructie kiezen de leerlingen één van deze sporen: (1) meteen zelfstandig aan de slag zonder ondersteuning, (2) aan de slag met de oefeningen met ondersteuning van hulpmiddelen of (3) extra instructie van de leraar waarbij ze samen de oefeningen stap per stap oplossen om pas nadien zelfstandig aan de slag te gaan. We leggen de keuze bij de leerlingen. Toch creëren we soms nog een vierde spoor, als we merken dat bepaalde leerlingen echt niet mee zijn of een individueel curriculum volgen. Deze leerlingen neemt een andere leraar apart in een ander lokaal. Aan de hand van co-teaching krijgen ze extra instructie, op maat van hun behoeften. Dit geeft de ruimte aan de klasleraar om op de drie sporen te werken binnen de klas.

Combineren van verlengde instructie en opdrachten op verschillende niveaus

EEN VOORBEELD UIT DE LES FRANS (EERSTE GRAAD)

Ik werk met een digitale methode. Na de klassikale instructie gaan de leerlingen aan de slag met oefeningenreeksen op drie niveaus. De sterkste leerlingen hoeven de basisoefeningen niet te maken en starten meteen met de meer uitdagende oefeningen. De anderen starten wel met de basisoefeningen. Terwijl de leerlingen op hun laptop bezig zijn, kan ik de vorderingen van iedereen opvolgen. Wanneer ik merk dat een aantal leerlingen tegen dezelfde fouten aanlopen, roep ik hen bijeen en geef ik extra instructie. Snel bijsturen, hier en daar kleine foutjes wegwerken en ze kunnen weer verder. Dit geldt voor alle leerlingen, ongeacht op welk niveau ze aan het werken zijn.

Combineren van verlengde instructie en contractwerk

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

De leerlingen krijgen wekelijks een gedifferentieerd contract met per dag de opdrachten die ze mogen en moeten maken. De contractjes bevatten ook een aantal momenten waarop ze meer uitleg kunnen krijgen in de miniklas, voor de verschillende vakken. Afhankelijk van het contract mogen de leerlingen zelf kiezen of ze al dan niet aansluiten bij de miniklas.

Digitale mogelijkheden

Er bestaan verschillende digitale hulpmiddelen die leerlingen kunnen gebruiken bij het zelfstandig werken. Enkele voorbeelden zijn digitale woordenboeken en vertaalwebsites. Daarnaast zijn er verschillende screenrecording-websites waarmee je instructievideo’s kan (laten) maken. Deze kan je inzetten als hulpmiddel voor leerlingen die zelfstandig aan de slag gaan met oefeningen. Een voorbeeld is Apowersoft.

Bronnen
open

De werkwijze is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Coubergs, C., Struyven, K., Engels, N., Cools, W., & De Martelaer K. (2013). Binnenklasdifferentiatie. Leerkansen voor alle leerlingen. Leuven: Acco.

  • Coubergs, C., Struyven, K., Gheyssens, E., & Engels, N. (2015). Het BKD-leerkrachtmodel: binnenklasdifferentiatie realiseren in de klas. Impuls 45(3), 151- 159.

  • Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.

  • Smets W. (2017). Slim differentiëren, praktijkboek binnenklasdifferentiatie voor leerkrachten, De Boeck: Antwerpen.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.