PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Ik heb lang gezocht naar een manier om te differentiëren in mijn klassen. Voor mij werkt contractwerk. Het geeft me de mogelijkheid om in te spelen op verschillen in tempo, niveau, interesse, of voorkeuren. En daarnaast is het niet moeilijk om ermee te starten.
Leraar lager onderwijs

Beschrijving

Een contractwerk is een allesomvattende differentiatievorm waarmee je actief kan inspelen op de verschillen tussen leerlingen in zowel interesse, leerstatus als leerprofiel. Het omvat een activiteitenpakket op maat van de leerlingen, dat je vastlegt in een ‘contract’. Leerlingen krijgen een bepaalde timing waarbinnen ze het traject moeten afleggen.

Er bestaan drie soorten contractwerk: een klascontract, een individueel contract en een gedifferentieerd contract.

Voordelen

  • Door te werken met ‘moet’- en ‘mag’-opdrachten, door keuzes aan te bieden en door hulpmiddelen te voorzien voor een pakket aan gevarieerde en boeiende opdrachten, speel je in op de verschillende leerbehoeften van leerlingen.

  • Leerlingen krijgen keuzemogelijkheden: welke taken ze wanneer uitvoeren en hoeveel tijd ze eraan spenderen. Hierdoor krijgen ze veel autonomie over hun leerproces.

  • Het is de bedoeling om leerlingen zo zelfstandig mogelijk aan de slag te laten gaan. Hierdoor heeft contractwerk een positieve invloed op de zelfregulatie van leerlingen (meer kan je hier lezen).

  • Werken op maat van leerlingen bevordert hun motivatie.

  • Leerlingen vinken af welke opdrachten ze hebben gemaakt. Zo kan je de voortgang makkelijk opvolgen.

  • Eens je vertrouwd bent met de werkwijze en een hanteerbaar sjabloon hebt ontwikkeld, is het een makkelijk te organiseren werkvorm, die niet al te veel voorbereiding vereist.

  • Doordat leerlingen zelfstandig aan de slag gaan, komt er tijd vrij om extra instructie te voorzien in een miniklas.

  • Materiaal dat door tijdgebrek niet aan bod komt, kan bij contractwerk inzetten.

Probeer het contract zo kort en overzichtelijk mogelijk te houden. Maak bijvoorbeeld gebruik van afkortingen en tekens die je met de leerlingen bespreekt en consequent hanteert. 

Een contractwerk bestaat uit ‘moet’ en ‘mag’-opdrachten. Vaak worden snellere leerlingen beloond met leukere ‘mag’-opdrachten. Dit kan demotiverend zijn voor leerlingen die hier nooit toe komen.

Geef leerlingen de nodige tijd om te wennen aan de werkwijze: het vergt immers verschillende zelfregulerende vaardigheden. Teamafspraken over een uniforme organisatie van contractwerk kunnen handig zijn.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in dit overzicht is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Coubergs, C., Struyven, K., Engels, N., Cools, W., & De Martelaer K. (2013). Binnenklasdifferentiatie. Leerkansen voor alle leerlingen. Leuven: Acco.

  • Coubergs, C., Struyven, K., Gheyssens, E., & Engels, N. (2015). Het BKD-leerkrachtmodel: binnenklasdifferentiatie realiseren in de klas. Impuls 45(3), 151- 159.

  • Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.

  • Smets W. (2017). Slim differentiëren, praktijkboek binnenklasdifferentiatie voor leerkrachten, De Boeck: Antwerpen.

Een klascontract

Een klascontract is een identiek contract voor de volledige klas. Je bezorgt elke leerling hetzelfde contract met dezelfde set taken. Door een splitsing te maken tussen ‘moet-‘ en ‘mag’-opdrachten, kan je in beperkte mate differentiëren.

Het biedt de mogelijkheid te differentiëren in tempo: de snellere leerlingen zullen meer (mag-)opdrachten maken dan hun medeleerlingen. Door variatie aan te brengen in de (mag-)opdrachten kan je bovendien keuze aanbieden, waarmee je verschillende leerprofielen en interesses aanspreekt. Ook kan je hulpmiddelen ter beschikking stellen voor de leerlingen die er gebruik van willen maken.

Een voorbeeld:

Een individueel contract

Een individueel contract speelt in op specifieke leerlingenkenmerken. Elke leerling ontvangt hierbij een contract dat voorziet in de nodige instructie en ondersteuning op maat. Zo kan je als leraar een aantal leerlingen verplichten om extra instructie te volgen in een miniklas door dit aan te duiden als ‘moet’-opdracht (in het voorbeeld aangegeven) en dit bij anderen aan te duiden als ‘mag’-opdracht.

Een voorbeeld:

Een gedifferentieerd contract

Het verschil tussen een gedifferentieerd en een individueel contract is dat de aanpassingen in de contracten geen individuele aanpassingen zijn, maar gelden voor bepaalde groepen binnen de klas. Zo kan je bijvoorbeeld werken met verschillende versies van een contract, waarbij de ene versie uitbreidingsoefeningen bevat en de andere eerder uit basisoefeningen bestaat.

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

Voor wiskunde en spelling differentieer ik aan de hand van contractwerk. Op vrijdag laat ik de leerlingen op bord zelf aangeven hoe ze de week erna willen werken voor wiskunde en spelling. Ze zeggen ook bij welke groep ze willen aansluiten: de toekans (kan alleen verder na instructie), de kaketoes (zelfstandig werk na instructie) of de ara’s (wensen extra instructie in een miniklas). De leerlingen schatten zich over het algemeen goed in. Toch zijn er altijd leerlingen die zich wat onder- of overschatten of bewust niet te hard willen werken. Met deze leerlingen ga ik in gesprek. Ik probeer wat te sturen zodat ze in de juiste groep zitten. De verdeling blijft de hele week zichtbaar.

In het weekend stel ik per groep een gedifferentieerd contract op met verschillende ‘moet’- en ‘mag’-opdrachten. Op maandag starten we dan echt met het contractwerk. De toekans hebben bijvoorbeeld meer uitdagende oefeningen in hun contract. Bij de ara’s gaat het voornamelijk over de basisoefeningen. Het is voor alle leerlingen overzichtelijk welke oefeningen ze tegen wanneer moeten afwerken en hoe ze de oefeningen kunnen verbeteren. Ze krijgen dus heel wat verantwoordelijkheid over hun eigen proces. Als leerlingen merken dat oefeningen te makkelijk of te moeilijk zijn, kunnen ze nog veranderen van contract.

Praktijkvoorbeeld: Combineren van verschillende differentiatievormen

Een praktijkvoorbeeld, dat in 2019 prijswinnaar was op Klascement, kan je hier vinden. Deze werkwijze combineert contractwerk, hoekenwerk, miniklasjes en zelfstandig werk.

Digitale mogelijkheden

Je kan een contractwerk ook digitaal organiseren door een reeks oefeningen beschikbaar te stellen via bijvoorbeeld het digitale platform waar de school mee werkt of via Bookwidgets. Je kan ook verschillende leertrajecten uitwerken die de leerlingen per contract afleggen, bijvoorbeeld via www.i-learn.be

Bronnen
open

De inhoud op deze pagina is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.

  • Smets W. (2017). Slim differentiëren, praktijkboek binnenklasdifferentiatie voor leerkrachten, De Boeck: Antwerpen.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.