PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Ik probeer mijn leerlingen bij aanvang van een nieuw leerstofonderdeel steeds duidelijk te maken wat ze gaan leren. Ik denk altijd goed na over hoe ik de leerdoelen ga formuleren, zodat mijn leerlingen ze begrijpen en er echt iets mee zijn.
Leraar aardrijkskunde (1e graad secundair onderwijs)

Beschrijving

Kwalitatief geformuleerde leerdoelen verhelderen voor leerlingen wat ze dienen te bereiken op het einde van een leerproces. Wat moeten leerlingen kennen en kunnen?

Voordelen

  • Vertrekken vanuit heldere leerdoelen zorgt voor constructieve afstemming. De evaluatievormen en leeractiviteiten sluiten aan bij de leerdoelen.

  • Heldere leerdoelen geven richting aan het leren en ze maken het leerproces relevanter.

  • Door duidelijke leerdoelen te formuleren en te delen, verlaagt de cognitieve belasting.

  • Een helder beeld van leerdoelen verhoogt het vertrouwen van leerlingen dat ze deze doelen kunnen behalen.

  • Door leerdoelen te verhelderen verhoogt de motivatie van leerlingen.

  • Het wordt voor leerlingen duidelijk waar ze naartoe werken. Dit bevordert hun zelfregulatie.

  • Uitdagende doelen zijn effectief om hogere prestatieniveaus te bekomen.

Als leraar heb je vaak de neiging om te overschatten hoe helder de leerdoelen zijn voor leerlingen. Hiervoor is een verklaring: de kennisvloek.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in dit overzicht is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Benders, L. (2023, 22 januari). (Leer)doelen formuleren met de SMART-methode (Voorbeelden). Scribbr. Geraadpleegd op 27 januari 2023, van /modellen/smart-methode/

  • Wiliam, D., & Leahy, S. (2019). Formatief evalueren in de praktijk. Bazalt Educatieve Uitgaven.

7 tips om kwalitatieve leerdoelen te formuleren

Tip 1: Ik-boodschap

Vertrek vanuit het standpunt van de leerlingen door de leerdoelen te formuleren vanuit een ik-boodschap. Op deze manier kunnen leerlingen zich eenvoudiger vereenzelvigen met de leerdoelen.

Tip 2: Concreet werkwoord

Maak gebruik van handelingswerkwoorden, zoals ‘benoemen’, ‘definiëren’, ‘selecteren’, ‘illustreren’, ‘concluderen’, enz. om duidelijk te maken welke activiteiten je van leerlingen verwacht. Dit maakt het handelen van leerlingen zichtbaar, en vereenvoudigt het beoordelen van en feedback geven op de eindopdracht.

Tip 3: Duidelijkheid

Vermijd vage termen zoals ‘belangrijkste’, ‘allerlei’, ‘voornaamste’, enz. Probeer onduidelijkheid uit te sluiten en zo min mogelijk ruimte voor interpretatie te laten.

Tip 4: Minimumprestatie

Voeg indien gewenst een minimumprestatie toe. Je kan expliciete aantallen vermelden (bv. ‘illustreer met minstens twee voorbeelden …’) of je kan voorwaarden toevoegen die het uitvoeren van een opdracht mee bepalen (bv. ‘ik kan … aan de hand van een stappenplan’) .

Tip 5: Uitdagend

Stel uitdagende leerdoelen op, die niet té makkelijk en niet té moeilijk zijn. Houd rekening met de voorkennis van leerlingen.

Tip 6: Verduidelijk het verschil tussen doel en context

Leerdoelen omschrijven wat (= het doel) leerlingen dienen te bereiken, niet hoe (= de context) ze dit moeten doen. Verduidelijk dit verschil voor leerlingen. Onderstaande tabel bevat:

  • Kolom 1: Voorbeelden van ‘verwarde leerdoelen’ waarbij leerdoel en context niet losgekoppeld zijn.

  • Kolom 2: Enkel de leerdoelen (=wat). Een leerdoel is sterker zonder de context waarin het leren plaatsvindt. Onze hersenen kunnen de context immers niet goed loskoppelen van het leren zelf.

  • Kolom 3: Enkel context (= hoe).

  • Kolom 4: Mogelijke andere context. De moeilijke loskoppeling van leren en context staat de transfer naar een andere context in de weg. Het is net deze transfer die de kern van goed onderwijs vormt.

Verward leerdoel (vermengd met context) Algemener leerdoel Context van het leren Mogelijke nieuwe context
Ik kan een instructietekst schrijven voor het verwisselen van een fietsband. Ik kan een instructietekst schrijven. Het verwisselen van een fietsband. Het bakken van een taart. Het ineensteken van een simpel meubel.
Ik kan argumenten bedenken voor of tegen verplichte vaccinatie. Ik kan argumenten bedenken voor of tegen een actuele kwestie. Verplichte vaccinatie. Abortus.
Ik kan een vriend beschrijven in woorden. Ik kan een persoon beschrijven. Het beschrijven van een vriend. Het beschrijven van een idool.
Tabel 1: Verwarde leerdoelen (Wiliam & Leahy, 2019)

Tip 7: Controleer

Betrek leerlingen bij het bepalen en formuleren van leerdoelen. Ga vervolgens ook na of de leerlingen een helder beeld hebben van welke leerdoelen ze nastreven. Concrete werkvormen vind je in de fiches ‘advance organizer’, ‘Bekend benieuwd bewaard’ en ‘wat moet je kennen en kunnen om…’.

Checklist kwalitatieve leerdoelen

Het is niet eenvoudig leerdoelen te formuleren die eenduidig en verstaanbaar zijn voor leerlingen. Om de formulering kwalitatiever te maken, raden we aan samen te werken met (een) vakcollega(‘s). Vraag feedback en controleer de kwaliteit van elkaars leerdoelen. Onderstaande checklist kan hierbij helpen.

  • Zijn de leerdoelen geformuleerd vanuit het standpunt van de leerlingen: ‘ik-boodschap’?

  • Beschrijft het werkwoord duidelijk wat je van de leerlingen verwacht? Heb je werkwoorden zoals ‘kennen’, ‘begrijpen’ of ‘inzien’ vermeden?

  • Zijn de leerdoelen duidelijk en niet voor interpretatie vatbaar? Heb je termen zoals ‘belangrijkste’, ‘allerlei’ of ‘voornaamste’ vermeden?

  • Heb je minimumprestaties toegevoegd waar nodig?

  • Zijn de leerdoelen voldoende uitdagend zonder dat ze onhaalbaar zijn?

  • Wordt de context van de leerdoelen gescheiden?

SMART-methode

De SMART-methode is een populaire manier om leerdoelen kwalitatief te formuleren. Idealiter gebruik je deze bij het formuleren van meetbare leerdoelen, die binnen een bepaalde termijn behaald moeten worden. Het acroniem SMART staat voor:

  • Specifiek: Het doel is duidelijk en concreet en beschrijft een waarneembare actie, resultaat of gedrag. Volgende vragen kunnen je hierbij helpen: Wat wil je bereiken? Wie is betrokken? Waar vindt het plaats? Wanneer vindt het plaats? Waarom wil je dit bereiken?

  • Meetbaar: Meetbaarheid geef je meestal aan in getallen. Meetbaarheid kan je ook zichtbaar maken door het doel te vergelijken met besproken voorbeelden, kwaliteitsverwachtingen, stappenplannen, enz.

  • Acceptabel of aanvaardbaar: Het is belangrijk dat leerlingen het leerdoel accepteren. Er is een draagvlak voor het uitvoeren van het doel, zodat de leerlingen bereid zijn zich te engageren om dit doel te bereiken.

  • Realistisch: Is het doel haalbaar, maar toch voldoende uitdagend? Omwille van de leermotivatie mogen de vooropgestelde doelen namelijk niet te makkelijk of te moeilijk zijn.

  • Tijdsgebonden: Het is duidelijk wanneer de doelstelling behaald moet zijn. Een SMART-doel heeft een concrete start- en einddatum. Het doel moet dus haalbaar zijn binnen een bepaald tijdsbestek.

Onderstaand voorbeeld illustreert de SMART-formulering van het leerdoel ‘ik kan mijn ochtendroutine beschrijven’.

VOORBEELD
  • Niet SMART: Ik kan mijn ochtendroutine beschrijven.

  • Wel SMART: Op het einde van dit hoofdstuk kan ik mijn ochtendroutine mondeling beschrijven door gebruik te maken van les verbes pronominaux.

Digitale mogelijkheden

De leerdoelen kunnen via allerhande digitale tools gedeeld worden met leerlingen. Hier kan je alvast meer lezen, alsook in ‘Bekend Benieuwd Bewaard’ en ‘wat moet je kennen en kunnen om…’.

Bronnen
open

De tips en werkwijzen zijn gebaseerd op volgende bronnen:

  • Benders, L. (2023, 22 januari). (Leer)doelen formuleren met de SMART-methode (Voorbeelden). Scribbr. Geraadpleegd op 27 januari 2023, van /modellen/smart-methode/

  • Wiliam, D., & Leahy, S. (2019). Formatief evalueren in de praktijk. Bazalt Educatieve Uitgaven.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.