PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Meer dan dertig jaar geleden boog John Sweller (1988) zich over de vraag hoe leerlingen leren. Uit dit onderzoek vloeide zijn cognitieve belastingstheorie (cognitive load theory) voort. Hierover tweette Dylan Wiliam in 2017 dat het “de belangrijkste theorie is om als leraar te kennen”. De theorie legt namelijk bloot wat je kan doen om het leerproces van leerlingen te optimaliseren. 

Het werkgeheugen als trechter

Nieuwe informatie doorloopt verschillende processen (selecteren, organiseren en integreren) voor het zijn plaats kan vinden in het langetermijngeheugen. Dit leerproces wordt bemoeilijkt door het beperkte werkgeheugen dat een soort ‘trechter’ is: het kan maar kleine hoeveelheden aan informatie (4 tot 6 items) voor een korte duur (2 tot 20 seconden) vasthouden (lees ook: ‘hoe leren leerlingen?’). Van zodra deze limiet wordt bereikt en het werkgeheugen “vol” zit, blokkeert het. In dit geval kan er geen informatie meer doorsluizen richting het langetermijngeheugen en wordt er niet geleerd. Het werkgeheugen geraakt eigenlijk overbelast (cognitive overload) (Figuur 1).

Figuur 1: Een effectief leerproces (boven) vs cognitieve overbelasting (onder) (Aangepast uit ResearchED Netherlands, 2022)

Dit vormt de basis van de cognitieve belastingstheorie. Het gaat dus over het overbelasten van het werkgeheugen en hoe je de belasting kan verminderen en verhinderen, met als doel het leren te bevorderen.

Dit betekent niet dat je het leerproces altijd eenvoudig moet houden. Om tot diepgaand leren te komen, moet je leerlingen soms bewust uitdagen (gewenste moeilijkheden). De cognitieve belastingstheorie schrijft voor om de capaciteit van het werkgeheugen zo veel mogelijk te benutten om te leren en deze voor andere zaken te verlagen.

Hoe kan je de cognitieve belasting verlagen?

De cognitieve belastingstheorie kan je eenvoudig herleiden tot volgende formule.

Volgens deze formule veroorzaakt een toename in taakeisen een hogere cognitieve belasting en leidt een toename in beschikbare bronnen tot een afname in cognitieve belasting.

Fundamenteel is dat de cognitieve belasting, de taakeisen en de beschikbare bronnen variabelen zijn. Je kan ze met andere woorden veranderen of gelijk houden. Dit is belangrijk omdat niet alles steeds binnen onze controle ligt. Soms moet je de ene variabele dus manipuleren om te compenseren voor de andere.

De variabele 'taakeisen' gaat over de moeilijkheid van een taak of opdracht. Om leerlingen niet onnodig te belasten, denk je best goed na over de praktische organisatie van deze taken en opdrachten. Deel een uitgebreide taak bijvoorbeeld in in meerdere, behapbare onderdelen die elkaar logisch opvolgen. Je kan de cognitieve belasting ook optimaliseren door te differentiëren en uiteenlopende eisen en verwachtingen te stellen aan leerlingen.

De variabele 'beschikbare bronnen' wordt gezien als de som van interne en externe bronnen.

  • Interne bronnen verwijzen naar de leerling, naar de motivatie, de aandacht en de aanwezige voorkennis (opgehaald uit het langetermijngeheugen). Hoe meer voorkennis aanwezig is en hoe steviger deze verankerd zit in het langetermijngeheugen, hoe eenvoudiger de uitvoering van een opdracht wordt en hoe meer leerlingen kunnen leren. Het is dan ook van groot belang om relevante voorkennis te reconstrueren voor je nieuwe informatie aanbiedt. Je kan ook (leer)strategieën inzetten die het langetermijnleren stimuleren (lees verder in: split attention effect, dual coding, retrieval practice, spaced practice, interleaved practice, productieve strategieën), leerlingen motiveren en afleiders vermijden. Zo controleer je de interne bronnen.

  • Externe bronnen hebben te maken met allerhande vormen van ondersteuning. Dit kan gaan van stappenplannen en graphic organizers tot de leraar die een oplossingsstrategie modelleert of een uitgewerkt voorbeeld aanreikt.

Er geldt geen 'hoe meer, hoe beter'-principe. Om het leerproces van alle leerlingen te stimuleren, komt het erop neer externe bronnen aan te bieden, congruent aan de aanwezige voorkennis (interne bronnen). Lees meer in expertise reversal effect.

Figuur 2 biedt een inspirerend kader om een les of lessenreeks uit te werken waarbij je rekening probeert te houden met de cognitieve belasting van leerlingen. Je kan en hoeft niet altijd elke variabele te beïnvloeden of te controleren. Toch kan een begrip van de interactie tussen de variabelen helpen om zo goed mogelijk rekening te houden met de cognitieve belasting.

Figuur 2: De cognitieve belasting verlagen (Aangepast uit Boxer, 2018)
Bronnen
open
  • Ausubel, D. P. (1968). Educational psychology: A cognitive view. New York, NY: Holt, Rinehart & Winston.

  • Boxer, A. (2018, 25 oktober). Simplifying cognitive load theory. A Chemical Orthodoxy.

  • Bjork, R. A. (1994). Memory and metamemory considerations in the training of human beings. In J. Metcalfe & A. Shimamura (Eds.), Metacognition: Knowing about knowing (pp. 185–205). MIT Press.

  • Kirschner, P. A., Raaijmakers, S., & Claessens, L. (2018). Op de schouders van reuzen: Inspirerende inzichten uit de cognitieve psychologie voor leerkrachten. Ten Brink Uitgevers.

  • Rosenshine, B. (2010). Principles of instruction (Band 21 ‘Educational Practices Series’). Brussels: International Academy of Education and Geneva: international Bureau of Education.

  • Sweller, J. (1988). Cognitive load during problem solving: Effects on learning. Cognitive Science, 12, 257-285.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.