PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

In functie van de brede basiszorg die we alle leerlingen willen bieden, hebben we besloten om voor alle vakken hulpmiddelen uit te werken. Voor Nederlands zijn dit bijvoorbeeld dt-schema’s en woordenboeken voor meertalige leerlingen, voor wiskunde stappenplannen, voor Frans en Engels vervoegingsschema’s, ... We hebben in het beleid opgenomen dat leerlingen deze kunnen gebruiken zolang ze hier nood aan hebben.
Zorgcoördinator secundair onderwijs

Beschrijving

Leerlingen verschillen van elkaar naargelang de ondersteuning die ze nodig hebben. Je kan hier proactief op inspelen door tijdelijke hulpmiddelen aan te bieden zolang leerlingen hier nood aan hebben. Wat de brede basiszorg betreft, voldoet een effectieve ondersteuning aan drie voorwaarden:

  • Het gebruik van hulpmiddelen vermindert geleidelijk aan. Je moet tussentijds dus goed nagaan wat je leerlingen kennen en kunnen (formatief handelen)

  • Er is sprake van een duidelijke transfer van verantwoordelijkheid richting de leerling.

  • Het hulpmiddel is op maat van de leerling: zonder het hulpmiddel had de leerling de opdracht (nog) niet tot een goed einde kunnen brengen.

Voordelen

  • Je sluit aan bij de leerbehoeften van de leerlingen.

  • Het verlaagt de cognitieve belasting waardoor er meer ruimte vrij komt om tot leren te komen.

  • Het aanbieden van de nodige ondersteuning waarmee leerlingen zelf tot het juiste antwoord komen, verhoogt de zelfredzaamheid en zelfregulatie (meer kan je hier lezen).

  • Werken met tijdelijke ondersteuning verlaagt stress en frustraties.

  • Het verhoogt het competentiegevoel van leerlingen wat de motivatie van leerlingen kan verhogen.

  • Het vergroot de kans dat álle leerlingen de minimumdoelen behalen. Hierdoor verhoogt het de kansengelijkheid.

  • Door tijdelijk ondersteuning aan te bieden waarmee leerlingen een opdracht zelfstandig kunnen uitwerken, stel je hoge verwachtingen aan je leerlingen.

  • Slim georganiseerd, vereist het weinig bijkomend voorbereidingswerk

  • Je kan het eenvoudig combineren met andere differentiatievormen.

We onderscheiden twee soorten hulpmiddelen: informatie-dragende hulpmiddelen (zoals rekenmachines, stappenplannen, …) en niet-informatie-dragende hulpmiddelen (zoals koptelefoons, voorleessoftware, ….). Leerlingen met verhoogde zorg mogen steeds gebruik maken van beide soorten hulpmiddelen. In brede basiszorg is het de bedoeling dat de informatie-dragende hulpmiddelen gaandeweg worden afgebouwd.

Als leerlingen hulpmiddelen gebruiken tijdens het leerproces, is het logisch dat ze deze ook mogen gebruiken tijdens de evaluatie van het leren (meer info vind je hier). Zorg er in dit geval voor dat je hier transparant over rapporteert richting leerlingen, ouders, begeleiders, collega's, enzovoort.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Coubergs, C., Struyven, K., Engels, N., Cools, W., & De Martelaer K. (2013). Binnenklasdifferentiatie. Leerkansen voor alle leerlingen. Leuven: Acco.

  • Coubergs, C., Struyven, K., Gheyssens, E., & Engels, N. (2015). Het BKD-leerkrachtmodel: binnenklasdifferentiatie realiseren in de klas. Impuls 45(3), 151- 159.

  • Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.

  • Smets W. (2017). Slim differentiëren, praktijkboek binnenklasdifferentiatie voor leerkrachten, De Boeck: Antwerpen.

Voorbeelden van mogelijke hulpmiddelen

Je kan verschillende hulpmiddelen aanbieden om de leerlingen te ondersteunen tijdens het leren. Enkele mogelijkheden:

  • Je voorziet woordenschatlijstjes voor meertalige leerlingen. Deze lijstjes kunnen veelgebruikte woorden (bijvoorbeeld instructietaal) of vakspecifieke termen bevatten. Ook kan je (online) woordenboeken ter beschikking stellen;

  • Je maakt taalkaartjes aan met vervoegingen (vreemdetalenonderwijs) of met een dt-schema;

  • De leerlingen die hier nood aan hebben, krijgen de toestemming om een rekenmachine te gebruiken bij wiskunde-oefeningen;

  • Je stelt een rubric ter beschikking met de belangrijkste kwaliteitscriteria;

  • Je biedt de mogelijkheid aan om een stappenplan te volgen;

  • Je maakt steekkaartjes aan met handige tips of veelgemaakte fouten;

  • Leerlingen krijgen een mindmap die de leerstof samenvat of in verband brengt met andere leerstofonderdelen;

  • Je laat leerlingen een tijdsbalk of wereldkaart gebruiken om zich beter te situeren in tijd en ruimte;

  • Je hanteert uitgewerkte voorbeelden om een oplossingsstrategie te verduidelijken. Nadien zet je deels uitgewerkte voorbeelden in om de oplossingsstrategie te laten toepassen;

  • Je voorziet een of meerderde video’s waarin je ondersteunende informatie deelt;

  • Je biedt de mogelijkheid aan om informatie op te zoeken op een laptop, tablet, …;

  • Leerlingen met een beperkte woordenschat mogen gebruik maken van een (online) woordenboek of een website voor synoniemen;

  • In een hoek van het lokaal voorzie je correctiesleutels en uitwerkingen van oefeningen onderverdeeld in stappen;

  • Je legt een map aan met verschillende hulpmaterialen;

  • Je voorziet visuele ondersteuning, zoals blokjes en staafjes om jonge leerlingen te ondersteunen bij het hoofdrekenen.

Peer tutoring

Je kan de leerlingen inschakelen als hulpbron voor elkaar. Duid een of meerdere peer tutors aan en geef de opdracht om de leerstof opnieuw uit te leggen, ondersteuning te bieden, of feedback te geven aan leerlingen die moeilijkheden ondervinden met de leerstof.  

Je biedt zelf hulp aan

Je kan de tijdelijke ondersteuning zelf voorzien:

  • Je kan actief rondlopen en bijsturen waar nodig;

  • Je kan een ‘helpdesk’ installeren waar leerlingen met moeilijkheden om jouw hulp kunnen vragen;

  • Je kan verlengde instructie in een miniklas voorzien;

  • Je kan remediëring aanbieden waarbij je extra uitleg en oefeningen voorziet tijdens de middagpauze of na de schooluren.  

Zet niet systematisch in op remediëring. Gebruik dit als laatste redmiddel. Bovenstaande alternatieven zijn interessantere opties.

Digitale mogelijkheden

Je kan hulpmiddelen ter beschikking stellen via de online leeromgeving van de school. Bijkomende instructie kan je aanbieden aan de hand van instructievideo’s van jezelf of opgenomen door medeleerlingen.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Coubergs, C., Struyven, K., Engels, N., Cools, W., & De Martelaer K. (2013). Binnenklasdifferentiatie. Leerkansen voor alle leerlingen. Leuven: Acco.

  • Coubergs, C., Struyven, K., Gheyssens, E., & Engels, N. (2015). Het BKD-leerkrachtmodel: binnenklasdifferentiatie realiseren in de klas. Impuls 45(3), 151- 159.

  • Struyven, K. et al. (2019). Binnenklasdifferentiatie in de praktijk. Ieders leer-kracht realiseren. Uitgeverij Acco.

  • Smets W. (2017). Slim differentiëren, praktijkboek binnenklasdifferentiatie voor leerkrachten, De Boeck: Antwerpen.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.