PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Wat me soms frustreert is dat leerlingen alles lijken te vergeten. Bijvoorbeeld dat ik tijdens een les voortbouw op een vorige les en dat leerlingen de link niet zien of zijn vergeten wat ik heb verteld. Ik vraag me soms af of ik iets verkeerd doe.
Leraar geschiedenis (eerste graad secundair onderwijs)

Herkenbaar? Geen paniek! Van zodra leerlingen leren, beginnen ze immers onmiddellijk ook te vergeten (lees meer in 'hoe leren leerlingen?' en 'waarom oefening spreiden?'). Je kan en mag dus niet verwachten dat leerlingen de nodige voorkennis steeds kant-en-klaar voorhanden hebben. Bovendien kan voorkennis het leren ook belemmeren, bijvoorbeeld wanneer leerlingen er foute ideeën of misvattingen op nahouden. Het is jouw taak om zicht te krijgen op de voorkennis van leerlingen en deze, indien nodig, actief te reconstrueren voor je er nieuwe kennis aan koppelt.

Voorkennis is de kennis en vaardigheden die in kennisschema’s zitten opgeslagen in het langetermijngeheugen.

Aangezien voorkennis vaak niet kant-en-klaar in het geheugen zit, gebruiken we bewust de term reconstrueren, eerder dan activeren, van voorkennis.

Het belang van reconstrueren van voorkennis

Ausubel (1968) liet als eerste optekenen dat voorkennis de meest bepalende factor is in het leren en het behalen van leerdoelen. Het actief terughalen en reconstrueren van voorkennis is om verschillende redenen van groot belang:

  • Het stelt leerlingen in staat om nieuwe informatie in verband te brengen met aanwezige voorkennis waardoor ze nieuwe kennis makkelijker kunnen organiseren en vervolgens integreren in het langetermijngeheugen (Figuur 1).

  • Door de beperkte opslagcapaciteit van het werkgeheugen zal nieuwe leerstof, die niet wordt gelinkt aan eerder verworven kennis, geen ‘greep’ vinden. Deze kennis vergeten de leerlingen snel.

  • Het reconstrueren van voorkennis verlaagt de cognitieve belasting. Hierdoor komt meer cognitieve ruimte vrij om tot leren te komen.  

  • Verschillende lerareneffectiviteitsstudies onderstrepen het belang van voorkennis: effectieve leraren onderscheiden zich van minder effectieve door de strategieën die ze hanteren om de voorkennis bij leerlingen te reconstrueren. Zoals tuiniers de grond voorbereiden voor ze zaaien, bereiden effectieve leraren hun leerlingen voor door ervoor te zorgen dat hun bestaande kennisschema's goed geactiveerd, verbonden, vloeiend en toegankelijk zijn.

  • Het nagaan van voorkennis is een effectieve strategie om formatief te handelen: het geeft je informatie die toelaat om gerichte vervolgacties te ondernemen. Dit kan het verdere verloop van het leerproces positief beïnvloeden.

Over hoe meer gereconstrueerde (vakgebonden) voorkennis leerlingen beschikken, hoe beter en sneller ze nieuwe leerstof begrijpen, en hoe langer en beter ze die ook onthouden en toepassen.

Check vooral de kwaliteit van voorkennis, eerder dan de kwantiteit. Bovendien is niet elke vorm van voorkennis even invloedrijk. Zo kan vooral meer procedurele voorkennis (kennis over hoe je iets moet doen, bijvoorbeeld weten hoe je een methode, stappenplan of procedure moet toepassen) leiden tot betere leeruitkomsten.

Figuur 1: Het SOI-geheugenmodel (Aangepast uit Fiorella & Mayer, 2015)
Bronnen
open
  • Ausubel, D. P. (1968). Educational psychology: A cognitive view. New York, NY: Holt, Rinehart & Winston.

  • Bjork, R. A. (1994). Memory and metamemory considerations in the training of human beings. In J. Metcalfe & A. Shimamura (Eds.), Metacognition: Knowing about knowing (pp. 185–205). MIT Press.

  • Bloom, B.S. (1984). The 2 sigma problem: The search for methods of group instruction as effective as one-to-one tutoring. Educational researcher, 16(6), 4-16.

  • Coe, R., Rauch, C.J., Kime, S., & Singleton, D. (2020). Great teaching toolkit. Evidence review. Evidence Based Education.

  • Dunlosky, J., Rawson, K.A., Marsh, E.J., Nathan, M.J., & Willingham, D.T. (2013). Improving students' learning with effective learning techniques: Promising directions. Psychological Science in the Public Interest, 14(1), 4-58.

  • Fiorella, L., & Mayer, R. E. (2015). Learning as a generative activity: Eight learning strategies that promote understanding. Cambridge University Press.

  • Gulikers, J., & Baartman, L. (2017). Doelgericht professionaliseren: formatieve toetspraktijken met effect! Wat DOET de docent in de klas? Geraadpleegd op: /wp-content/uploads/2015/09/Inhoudelijke-eindrapport_NRO-PPO-405-15-722_DEF.pdf

  • Hattie, J. (2012). Visible learning: A synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement. Londen: Routledge.

  • Kirschner, P. A., Raaijmakers, S., & Claessens, L. (2018). Op de schouders van reuzen: Inspirerende inzichten uit de cognitieve psychologie voor leerkrachten. Ten Brink Uitgevers.

  • Kirschner, P.A., Sweller, J., & Clark, R.E. (2016). Why minimal guidance during instruction does not work: An analysis of the failure of constructivist, discovery, problem-based, experiential, and inquiry-based teachin. Education Psychologist, 41, 75-86.

  • Recht, D.R., & Leslie, L. (1988). Effect of prior knowledge on good and poor readers' memory of text. Journal of Educational Psychology, 80(1), 16-20.

  • Rosenshine, B. (2010). Principles of instruction (Band 21 ‘Educational Practices Series’). Brussels: International Academy of Education and Geneva: international Bureau of Education.

  • Surma, T., Vanhoyweghen, K., Sluijsmans, D., Camp, G., Muijs, D., & Kirschner, P.A. (2019). Wijze lessen. Twaalf bouwstenen voor effectieve didactiek. Meppel: Ten Brink Uitgevers.

  • Sweller, J. (1988). Cognitive load during problem solving: Effects on learning. Cognitive Science, 12, 257-285.

  • Sweller, J., Van Merrienboer, J.J., & Paas, F.G. (1998). Cognitive architecture and Instructional design. Educational psychology review, 10, 251-296.

  • Wiliam, D., & Leahy, S. (2015). Embedding formative assessment. Practical techniques for k-12 classrooms. West Palm Beach, FL: Learning Sciences International.

 

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.