PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

De beste wijnen komen van een schrale bodem: de wortels van de wijnstok moeten harder werken en dieper graven, wat de druiven uiteindelijk ten goede komt. Hetzelfde geldt voor leerlingen. Ze zullen meer leren wanneer ze harder werken en dieper graven in hun geheugen.  

Dit idee werd door Robert Bjork en collega’s (1994) geïntroduceerd onder de naam ‘gewenste moeilijkheden’ (desirable difficulties). Dit zijn aanpakken en strategieën die het leerproces op korte termijn bewust vertragen en leerlingen verplichten harder na te denken. Op lange termijn zorgt dit echter voor meer leerwinst, waardoor deze moeilijkheden ‘gewenst’ zijn.

Voordelen van gewenste moeilijkheden

Het positieve effect van gewenste moeilijkheden op leren is te verklaren door hoe leerlingen leren. Leren is een cognitief actief proces waarbij leerlingen nieuwe informatie verwerken en integreren in reeds aanwezige kennisschema’s in het langetermijngeheugen. Daarvoor is het nodig kennis actief terug te halen uit het langetermijngeheugen en er in het werkgeheugen mee aan de slag te gaan.

Naast de positieve impact op leren, heeft het bewust bemoeilijken van het leerproces nog een aantal voordelen:

  • Het draagt bij aan de zelfregulerende vaardigheden. Door bijvoorbeeld kennis op verschillende momenten terug te halen uit het geheugen, ontdekken leerlingen wat ze al dan niet beheersen. Op basis hiervan kunnen ze hun leerproces bijsturen of een hulplijn inschakelen.  

  • Het kan resulteren in een betere transfer van de leerstof.

  • Het kan leiden tot betere resultaten op formele (summatieve) evaluatiemomenten.

  • Het bemoeilijken van het leerproces zorgt ervoor dat leerlingen informatie minder snel vergeten. Bovendien leidt het tot een versterking van het geheugenspoor waardoor kennis langer en beter beschikbaar blijft.  

Het leren bewust frustreren

Bovenstaande werkwijzen hebben gemeen dat ze het leerproces en leerlingen bewust frustreren. Ons brein lijkt namelijk niet gemaakt om te leren. Denk maar aan de beperkte opslagcapaciteit van het werkgeheugen. Leerlingen vinden het dan ook niet fijn om diep te moeten nadenken. Hierdoor klampen ze zich vaak halsstarrig vast aan meer passieve en comfortabele strategieën, zoals het herlezen van leerstof of het overschrijven ervan.

Rivers (2020) stelt dat leerlingen minder effectieve leer- en studeerstrategieën vaker aanduiden als hoofdstrategie dan meer effectieve alternatieven, zoals zelftesten of flashcards (voorbeelden van retrieval practice).

De kans is dus reëel dat de implementatie van gewenste moeilijkheden met gemor wordt onthaald bij leerlingen. Zij willen namelijk snel progressie zien en vinden het niet fijn hun prestaties traag te zien verbeteren, of aanvankelijk zelfs te zien verminderen.

Gewenste moeilijkheden betekent niet 'hoe moeilijker, hoe beter'. Houd steeds rekening met de cognitieve belasting en de motivatie van leerlingen.

Motivatie staat en valt met succeservaringen en een gevoel van competentie. Maak het met andere woorden niet té moeilijk. Volgens Rosenshine (2010) behaal je een goede balans tussen geslaagde oefening en voldoende uitdaging met een succespercentage van 80%

Afsluitende opdrachtjes

Ter afsluiting, en onder het motto practice what you preach, enkele opdrachtjes om het leren te bemoeilijken en om bovenstaande informatie actief te verwerken:

  • Leg aan een collega het concept 'gewenste moeilijkheden' uit. Verduidelijk hierbij waarom dit zo effectief is.

  • Start je dag morgen met een korte zelftest: wat weet je nog over gewenste moeilijkheden? Noteer alles wat je nog weet. Herhaal dit overmorgen, en volgende week nog eens.

  • Noteer drie vragen over gewenste moeilijkheden op een flashcard. Noteer de antwoorden op de achterkant. Test jezelf morgen of overmorgen door de vragen te beantwoorden.

  • Er is bewust geen afbeelding voorzien om de theorie te duiden. Maak zelf een mindmap, tekening, schets, … die de kern van het concept vat.

Bronnen
open
  • Ebbinghaus, H. (1964). Memory: A contribution to experimental psychology. New York, NY: Dover Publications.

  • Bjork, R. A. (1994). Memory and metamemory considerations in the training of human beings. In J. Metcalfe & A. Shimamura (Eds.), Metacognition: Knowing about knowing (pp. 185–205). MIT Press.

  • Coe, R., Rauch, C.J., Kime, S., & Singleton, D. (2020). Great teaching toolkit. Evidence review. Evidence Based Education.

  • Fiorella, L., & Mayer, R. E. (2015). Learning as a generative activity: Eight learning strategies that promote understanding. Cambridge University Press.

  • Rivers, M. L. (2020). Metacognition about practice testing: A review of learners’ beliefs, monitoring, and control of testenhanced learning. Educational Psychology Review, 1-40.

  • Rohrer, D., & Taylor, K. (2007). The shuffling of mathematics problems improves learning. Instructional Science, 35, 481-498.

  • Rosenshine, B. (2010). Principles of instruction (Band 21 ‘Educational Practices Series’). Brussels: International Academy of Education and Geneva: international Bureau of Education.

  • Surma, T., Vanhoyweghen, K., Sluijsmans, D., Camp, G., Muijs, D., & Kirschner, P.A. (2019). Wijze lessen. Twaalf bouwstenen voor effectieve didactiek. Meppel: Ten Brink Uitgevers. 

  • Sweller, J. (1988). Cognitive load during problem solving: Effects on learning. Cognitive Science, 12, 257-285.

  • Willingham, W. W. (2009). Why don't students like school? A cognitive scientist answers questions about H-how the mind works and what it means for the classroom. Jossey-Bass, San Francisco, US.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.