PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Je kan het leerproces bewust moeilijker maken (gewenste moeilijkheden) door leerlingen gevarieerd te laten oefenen (interleaved practice). Dit houdt in dat je aan elkaar gerelateerde leerstofonderdelen en oefeningen of oefeningentypes gevarieerd en door elkaar aanbiedt en inoefent, in plaats van dit gegroepeerd te doen (Figuur 1).

Figuur 1: Gegroepeerd versus gevarieerd aanbieden en inoefenen van leerstof

Intuïtief kan het logischer en effectiever aanvoelen om leerstofonderdelen gegroepeerd aan te brengen en in te oefenen. Toch is dit niet de meest effectieve werkwijze. Verscheidene onderzoeken in verschillende domeinen tonen immers aan dat net het afwisselend aanbrengen en inoefenen van verschillende leerstofonderdelen het leren op lange termijn bevordert. Dit is te verklaren doordat leerlingen worden geactiveerd om zelf na te denken over het type oefening en de concepten. Hierdoor moeten ze ook zelf op zoek gaan naar de geschikte oplossingsstrategie en manier van werken, in plaats van steeds dezelfde werkwijze toe te passen.

Dit versterkt eerst en vooral de associatie tussen specifieke soorten problemen en concepten en een bijpassende oplossingsstrategie. Dit zorgt voor een beter probleemoplossend vermogen en voor een bredere kennisbasis. Daarnaast worden leerlingen verplicht om actiever na te denken, wat leidt tot meer leren (hoe leren leerlingen?).

Voordelen

Naast de positieve impact op het leren op de lange termijn, heeft gevarieerd oefenen nog een aantal bijkomende voordelen:

  • Gevarieerd oefenen bevordert de transfer van kennis en vaardigheden, waardoor leerlingen deze in andere, nieuwe contexten kunnen gebruiken.

  • Indien je meerdere leerstofonderdelen of oplossingsstrategieën wil bevragen met een toets, zal gevarieerd oefenen resulteren in hogere scores.

  • Door gevarieerd te oefenen, gaan leerlingen op den duur minder fouten maken wat betreft hun keuze voor een oplossingsstrategie of werkwijze.

  • Het is een eenvoudige strategie om te implementeren in de klas: het is een aanvulling op de huidige manier van lesgeven waardoor je je aanpak niet volledig overboord hoeft te gooien. Bovendien kost het geen extra tijd of inzet.

Gevarieerd oefenen: 4 tips

Tip 1: Verduidelijk de redenen

Vraag leerlingen naar welke werkwijze voor hen het beste werkt (gevarieerd of gegroepeerd oefenen) en het antwoord zal vrij unaniem zijn: gegroepeerd. Dit is te verklaren door het comfortabele gevoel dat het teweegbrengt: leerlingen moeten minder hard nadenken en kunnen vaak blindelings een oplossingsstrategie toepassen. De leerlingen zijn dit ook gewend. Het overgrote deel van de methoden en lessen is op deze manier opgebouwd. Het is belangrijk om bij de implementatie van de werkwijze te verduidelijken waarom je dit doet.   

Tip 2: Voorzie feedback

Door gevarieerd te werk te gaan, bestaat de kans dat leerlingen meer fouten maken tijdens het oefenen. Het is belangrijk om voldoende (motiverende) feedback te geven waarmee je de leerlingen vooruit helpt.

Tip 3: Maak het niet té moeilijk

Maak de oefenmomenten niet té moeilijk. De motivatie van leerlingen staat en valt met succeservaringen en een gevoel van competentie. Om hen gemotiveerd te houden én interleaved aan de slag te laten gaan, kan je voor een tussenvorm kiezen: laat de leerlingen eerst geblokt werken en varieer pas nadien. Op het einde van de rit blijkt dit iets minder effectief te zijn, maar de leerlingen ervaren hierdoor wel meer succeservaringen. Laat leerlingen ook enkel gevarieerd oefenen van zodra ze over voldoende kennis van de verschillende leerstofonderdelen beschikken.

Tip 4: Aan elkaar gerelateerde leerstof

Zorg ervoor dat de leerstof nauw met elkaar verbonden is. Mix geen onderwerpen die helemaal geen raakvlakken hebben. Hiermee zou je de cognitieve belasting nodeloos verhogen.

Bronnen
open
  • Bandura, A. (1993). Perceived Self-Efficacy in Cognitive Development and Functioning. Educational Psychologist, 28, 117-148. /10.1207/s15326985ep2802_3

  • Dunlosky, J. (2013). Strengthening the student toolbox: Study strategies to boost learning. American Educator, 37(3), 12-21.

  • Kirschner, P. (2018, 2 oktober). Tips: gevarieerd oefenen. Didactief. Geraadpleegd op 11 april 2023, van /blog/paul-kirschner/tips-gevarieerd-oefenen

  • Kornell, N., & Bjork, R. A. (2008). Learning concepts and categories: Is spacing the “enemy of induction”? Psychological Science, 19, 585-592.

  • Rohrer, D., & Taylor, K. (2006). The effects of overlearning and distributed practice on the retention of mathematics knowledge. Applied Cognitive Psychology, 20, 1209–1224.

  • Rohrer, D. Dedrick, R.F., & Hartwig, M.K. (2020). The scarcity of interleaved practice in mathematics textbooks. Educational Psychology Review, 32, 873-883.

  • Taylor, K., & Rohrer, D. (2010). The effect of interleaving practice. Applied Cognitive Psychology, 24, 837–848.

  • Van Merriënboer, J. J. G., & Kirschner, P. A. (2018). Ten steps to complex learning (3rd edition). New York, NY: Routledge.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.