PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Een representatieve evaluatie: aan de slag met handelingswerkwoorden

Ik hamer er steeds op dat mijn leerlingen de leerstof moeten kunnen toepassen in concrete situaties. Laatst merkte ik op dat één van mijn sterke leerlingen toch niet zo goed scoorde voor mijn vak. Ik ben gaan kijken in de toetsen en ik kwam tot de conclusie dat ik eigenlijk bijna uitsluitend kennis evalueer. Het toepassen ervan komt te weinig aan bod. Dat heeft mijn ogen wel geopend.
Leraar Frans (1e graad secundair onderwijs)

Beschrijving

Een representatieve evaluatie wil zeggen dat je gebruik maakt van evaluatie-instrumenten en opdrachten die een goede afspiegeling vormen van de leerdoelen die je wil evalueren. Met andere woorden, je evalueert echt wat je wil evalueren. Hiervoor kan je aan de slag gaan met handelingswerkwoorden.

De leerdoelen bevatten steeds een handelingswerkwoord (evalueerbaar gedrag) dat aangeeft wat er juist wordt verwacht van leerlingen. In combinatie met de vakinhoud, geeft dit weer hoe je nagaat of leerlingen de leerdoelen bereikt hebben.

Voordelen

  • Aansluiten bij de handelingswerkwoorden zorgt voor constructieve afstemming tussen de leerdoelen, de onderwijsactiviteiten en de summatieve evaluatie.

  • Een representatieve evaluatie zorgt ervoor dat je correcte, kwalitatieve uitspraken kan doen over de mate waarin leerlingen de leerdoelen beheersen.

  • Een correct beeld van de beheersing van leerlingen zorgt ervoor dat je kan aansluiten bij de verschillende leerbehoeften van leerlingen. Dit kan je doen door bijvoorbeeld te differentiëren.

  • De handelingswerkwoorden kunnen aanzetten tot reflectie over verschillende manieren om kennis en vaardigheden van leerlingen in kaart te brengen. Het kan helpen om op een gevarieerdere manier te evalueren.

  • Door gevarieerd te evalueren spreek je meerdere evaluatievoorkeuren van leerlingen aan.

Dit klinkt logisch. Toch stelt de onderwijsinspectie vast dat de leerlingenevaluatie vaak onvoldoende of beperkt representatief is voor de doelen die leerlingen moeten behalen.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in 'overzicht' en 'aan de slag in de klas' is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Ros, B., Gulikers, J., Joosten - ten Brinke, D., & Schildkamp, K. (2022). Ken je leerling: Praktische inzichten uit onderzoek over toetsen en beoordelen PO. Didactief en Uitgeverij Ten Brink. /product/ken-je-leerling/

  • Rombaut, E., Molein, I., & Van Severen, T. (2020). De herziene taxonomie van Bloom in de klas. Een inspiratieboek voor de leraar. Kalmthout: Pelckmans.

  • Hemeltjen, H., & van Elburg, V. (2021, 22 maart). Taxonomieën in het onderwijs – Deel 2: Bloom. Vernieuwenderwijs. Geraadpleegd op 22 december 2022, van /taxonomieen-deel-2/

De handelingswerkwoorden gekoppeld aan de taxonomie van Bloom

Om orde te scheppen in de veelheid aan leerdoelen en handelingswerkwoorden kan je gebruik maken van de taxonomie van Bloom. Deze onderscheidt drie domeinen: cognitief, affectief en psychomotorisch. Hier ligt de focus op het cognitieve domein, dat zes beheersingsniveaus bevat: (1) onthouden, (2) begrijpen, (3) toepassen, (4) analyseren, (5) evalueren en (6) creëren. Elk niveau staat voor een bepaald cognitief proces of cognitieve vaardigheid en stelt andere verwachtingen aan de leerlingen. Je kan het dus als kader inzetten om de verschillende handelingswerkwoorden in onder te brengen.

De taxonomie van Bloom vormt de basis van de eindtermen van het secundair onderwijs. Ondanks de vernietiging van de eindtermen van de tweede en derde graad secundair onderwijs door het Grondwettelijk Hof blijven deze tot en met schooljaar 2024-2025 van kracht.

De taxonomie van Bloom is slechts één mogelijke manier om leerdoelen en handelingswerkwoorden te groeperen. In de praktijk is het wel de meest gekende en vaakst gehanteerde taxonomie. Het kan leraren de nodige houvast geven om aan de slag te gaan.

Onderstaand overzicht beschrijft per beheersingsniveau wat de leerlingen moeten kennen en kunnen, welke handelingswerkwoorden hieronder vallen en welke vragen en eindproducten leerlingen kunnen verwachten.

Dit overzicht kan je op twee manieren inzetten, die je leert kennen in onderstaande denkoefeningen:

Denkoefening 1

Gebruik het overzicht bij het opstellen van een evaluatie-instrument. Beantwoord volgende vragen:

  • Waartoe evalueer je? Wil je de beheersing van de leerlingen beoordelen (summatief) of wil je het instructie- en leerproces bijsturen op basis van de evaluatie (formatief)?

  • Wat is het leerdoel dat je wil evalueren? Wat moeten de leerlingen precies kennen en kunnen? Hiermee kan je scherpstellen welke beheersingsniveaus je wil evalueren.

  • Welk evaluatie-instrument en welke opdrachten zijn geschikt om dit na te gaan? Je kan op verschillende manieren evalueren of je leerlingen de leerdoelen beheersen: mondeling, schriftelijk of een praktische uitvoering. Zorg ervoor dat je evaluatie in lijn is met de leerdoelen. Zo kan je bijvoorbeeld met een meerkeuzevraag niet nagaan of leerlingen kritisch kunnen reflecteren over de leerstof.

Probeer voldoende afwisseling te voorzien. Zo kan je de interesses, de leerstatus en het leerpofiel van zoveel mogelijk leerlingen aanspreken.

Denkoefening 2

Gebruik het overzicht als spiegel om je eigen evaluatiepraktijken onder de loep te nemen. Op deze manier kan je nagaan op welke leerdoelen en beheersingsniveaus het accent ligt. Dit helpt je bepalen of je op een representatieve, gevarieerde manier evalueert of de nadruk (onbedoeld) vooral op een of enkele bepaalde leerdoelen ligt.  

Je hoeft hier niet dagelijks bij stil te staan. Toch kan het geen kwaad hier zo nu en dan over te reflecteren. Idealiter doe je dit samen met een of meerdere collega’s. Dit kan bijvoorbeeld tijdens een vakgroep- of graadsvergadering.

Het resultaat van dergelijke reflectie-oefening kan je naast de leerdoelen leggen. Evalueer je echt datgene dat je wil evalueren?

Digitale mogelijkheden

Een eenvoudig werkblad in Excel kan helpen om denkoefening 2 overzichtelijk te organiseren:

  • Plaats de verschillende beheersingsniveaus in de kolommen (verticaal).

  • Zet de evaluaties die je onder de loep wil nemen in de rijen (horizontaal).

  • Geef per evaluatie aan hoeveel vragen en opdrachten naar een bepaald beheersingsniveau peilen.

  • Bereken het totaal per beheersingsniveau. Dit geeft een duidelijk beeld hoe representatief je evaluaties zijn.

Bronnen
open

De inhoud is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Ros, B., Gulikers, J., Joosten - ten Brinke, D., & Schildkamp, K. (2022). Ken je leerling: Praktische inzichten uit onderzoek over toetsen en beoordelen PO. Didactief en Uitgeverij Ten Brink. /product/ken-je-leerling/

  • Rombaut, E., Molein, I., & Van Severen, T. (2020). De herziene taxonomie van Bloom in de klas. Een inspiratieboek voor de leraar. Kalmthout: Pelckmans.

  • Hemeltjen, H., & van Elburg, V. (2021, 22 maart). Taxonomieën in het onderwijs – Deel 2: Bloom. Vernieuwenderwijs. Geraadpleegd op 22 december 2022, van /taxonomieen-deel-2/

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.