PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Ik stel een vraag en onmiddellijk schieten de handen van de kinderen in de hoogte. Vervolgens probeer ik iedereen te motiveren om te antwoorden en wacht nog even af. Uiteindelijk laat ik één van de kinderen antwoorden wiens hand was opgestoken.
Leraar lager onderwijs

Beschrijving

Bovenstaande situatieschets roept twee bedenkingen op:

  • Je krijgt slechts een beeld van de beheersing van een kleine groepje leerlingen: uit onderzoek blijkt dat slechts een kwart van de leerlingen consistent hun hand opsteekt.

  • Deze aanpak kan passiviteit in de hand werken. Indien geen hand opsteken garant staat voor het niet hoeven antwoorden, waarom dan de moeite doen om je hersenen te pijnigen en na te denken over de vraag?

Wat je kan doen om zo veel mogelijk leerlingen te activeren, is de leerlingen ongevraagd aanduiden zonder dat ze hun hand opsteken.  

Voordelen

  • Leerlingen beseffen dat ze mogelijks zullen moeten antwoorden op de vraag waardoor ze actief zullen deelnemen aan het denk- en leerproces. Je houdt de hele klas betrokken.

  • Het ongevraagd aanduiden van verschillende leerlingen, geeft een beter en betrouwbaarder beeld van hun leerproces dan wanneer je telkens de leerlingen aanduidt die hun hand in de lucht steken.

  • Het verschaft je informatie die je kan gebruiken als basis voor de volgende stappen in het leerproces.

  • Doordat je leerlingen ongevraagd aanduidt, stel je hoge verwachtingen aan elke leerling.

Leerlingen zijn dit vaak niet gewoon. Dit maakt het niet evident om de werkwijze in te passen in de dagelijkse routine. Leg de werkwijze duidelijk uit en pas die dan ook consequent toe.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in dit overzicht is gebaseerd op volgende bronnen:

  • Barton, C. (2023). Tips for Teachers: 400+ Ideas to improve your teaching. John Catt Educational Ltd.

  • Lemov, D. (2021). Teach Like a Champion 3.0. San Francisco, CA: Jossey-Bass, a Wiley brand.

  • Sherrington, T., & Caviglioli, O. (2021). Doorloopjes. Een visuele ontwerpgids voor leraren. Culemborg: Phronese.

  • Sherrington, T., & Caviglioli, O. (2022). Doorloopjes 2. Coachen op didactiek in 5 stappen. Culemborg: Phronese.

  • Wiliam, D., & Leahy, S. (2019). Formatief evalueren in de praktijk. Bazalt Educatieve Uitgaven.

  • Surma, T., Vanhoyweghen, K., Sluijsmans, D., Camp, G., Muijs, D., & Kirschner, P.A. (2019). Wijze lessen. Twaalf bouwstenen voor effectieve didactiek. Meppel: Ten Brink Uitgevers. 

Werkwijze  1: Naamkaartjes

Je kan leerlingen ongevraagd aanduiden door een naamkaartje te trekken (of kaartjes met klasnummers). De werkwijze ademt less is more: je stelt een vraag, geeft de leerlingen voldoende denktijd en trekt nadien een naamkaartje.

In deze en deze video hoor je meer over het ongevraagd aanduiden van leerlingen.

Steek de naamkaartjes terug in het potje (of iets anders waarin je ze verzamelt) nadat leerlingen antwoord hebben gegeven. Indien je de naamkaartjes eruit laat, haken de leerlingen die al geantwoord hebben mogelijk af. Ze zullen voorlopig toch geen vraag meer krijgen.

In het lager onderwijs kan je extra motivatie bekomen door de namen van de leerlingen op een balletje te schrijven en in een BINGO-molentje te steken. Zo kan je telkens een nieuw balletje draaien.

Werkwijze 2: Zeg het nog eens… maar dan beter!

Deze werkwijze ontlenen we aan Sherrington en Caviglioli (2021).

Leerlingen zijn het niet altijd gewoon om ongevraagd aangeduid te worden, zeker niet wanneer je er pas mee start. Hierdoor bestaat de kans dat ze zich er zo snel mogelijk vanaf willen maken door een kort, onvolledig antwoord te formuleren. De manier waarop je in dit scenario reageert, is cruciaal. Als je genoegen neemt met korte, oppervlakkige antwoorden, straal je lage verwachtingen uit. Leerlingen zullen halve antwoorden dan ook als de norm gaan beschouwen.

De bedoeling van ‘zeg het nog eens… maar dan beter’ is om een kwaliteitsnorm te bepalen voor de antwoorden die je verwacht en om leerlingen te helpen deze norm te bereiken. Het idee is simpel: je bepaalt een kwaliteitsnorm, stelt een vraag, geeft denktijd en duidt vervolgens een leerling aan die antwoordt. Indien het antwoord niet volledig voldoet aan de vooropgestelde norm, wees je zo positief mogelijk, en stel je bijkomend een aantal vragen. Hierna nodig je de leerling uit om het ‘nog eens, maar dan beter’ te zeggen. Indien het antwoord nog steeds niet volledig voldoet aan de verwachtingen, kan je een hulplijn (laten) inschakelen of verdere bijvragen stellen.

Deze strategie heeft twee belangrijke voordelen:

  • Door het aangepaste antwoord te laten herhalen, kan je nagaan of de leerling het echt heeft begrepen.

  • Het geeft leerlingen bovendien de kans om te oefenen en een succeservaring te beleven. Leerlingen zien in dat ze excellente antwoorden kunnen bedenken, wat ervoor zorgt dat ze na verloop van tijd meteen al antwoorden van hoge kwaliteit geven, zonder dat je ondersteuning moet voorzien.

Meer info kan je hier terugvinden.

Werkwijze 3: Basketbal-techniek

Bij het ongevraagd aanduiden van een of meerdere leerlingen bestaat het risico dat niet-geselecteerde leerlingen afhaken, eens ze beseffen dat een vraag door een medeleerling zal worden beantwoord. De basketbal-techniek brengt soelaas (Wiliam, 2019).

Je start met het stellen van de vraag. Je voorziet voldoende denktijd voor je iemand aanduidt. Hierna speel je het antwoord door naar een andere leerling. Laat deze leerling beoordelen in hoeverre het antwoord klopt. Daarna kan je ook nog een derde of vierde partij betrekken en hen laten aangeven in hoeverre het antwoord én de evaluatie kloppen. In plaats van alle gesprekken via de leraar te laten verlopen, laat je de vragen en antwoorden (als het ware als een basketbal) doorheen de klas stuiteren.

Verken de verschillen en details in de antwoorden van leerlingen. Als het juiste antwoord niet meteen komt, kan je ondersteunende feedback geven, bijsturen waar nodig en de vraag opnieuw stellen aan dezelfde of een andere leerling.

Werkwijze 4: In de hot seat

Bij de ‘hot seat’-methodiek (Wiliam, 2019) zal een leerling een spervuur aan vragen beantwoorden om te doorgronden in hoeverre hij of zij de leerstof heeft verwerkt. Bij een goed antwoord vraag je door (bijvoorbeeld concrete voorbeelden geven, linken aan andere leerstofdelen of de transfer maken naar een andere context). Is het antwoord niet volledig correct, dan kan je ondersteunende feedback voorzien (zelf of gegeven door een medeleerling) en de leerling vervolgens uitnodigen om de vraag ‘nog eens, maar dan beter’ te beantwoorden.

Verplicht de overige leerlingen om actief mee te denken. Waarschuw hen dat je aan het eind van de bevraging iemand zal aanduiden om samen te vatten wat de leerling in de hot seat allemaal heeft gezegd.

Werkwijze 5: Kijk eens onder jouw stoel…

EEN VOORBEELD UIT DE LAGERE SCHOOL

Tijdens de laatste speeltijd van de dag had ik wat vragen onder een aantal willekeurige stoelen geplakt. De vragen had ik op voorhand opgesteld en waren gericht op wat we die dag allemaal hadden gezien. De bedoeling was om na te gaan wat de leerlingen geleerd hadden. Ze hadden totaal niet door dat de vragen daar hingen. Zo'n twintig minuten voor het einde van de dag liet ik de leerlingen eens voelen wie iets onder zijn of haar stoel had plakken. Dat vonden ze al spannend. Ik legde duidelijk uit wat we gingen doen. De leerlingen die een vraag hadden, lazen om de beurt hun vraag luidop voor. Nadien moesten ze verplicht tien seconden wachten. Na deze korte pauze mochten ze kiezen, of de vraag zelf beantwoorden of iemand aanduiden om de vraag te beantwoorden. Hierdoor dachten alle leerlingen na over de vragen. Ik stelde dan ook de vraag of iedereen tevreden was met het antwoord, konden er nog zaken toegevoegd worden? Het was echt heel leuk. Het enige nadeel is dat ik dit maar een paar keer kan doen. Ik zie sommige leerlingen nu soms voelen onder hun stoel. Ik zal de vragen op een andere plaats moeten verstoppen of eventjes moeten wachten tot wanneer ze dit terug wat vergeten zijn.

Enkele algemene tips

  • Oneerlijk: Het is niet ondenkbaar dat het ongevraagd aanduiden van leerlingen voor weerstand zorgt. Leerlingen kunnen het immers oneerlijk vinden en de vraag stellen waarom net zij een bepaalde vraag moeten beantwoorden. Dit kan je voorkomen door de redenen voor het ongevraagd aanduiden duidelijk uit te leggen en van de werkwijze routine te maken.

  • ‘Ik weet het niet’ (Sherrington & Caviglioli, 2021): Verwacht je aan de mogelijkheid om een simpele ‘ik weet het niet’ te krijgen van de leerlingen. Natuurlijk kan dit betekenen dat deze leerling het antwoord echt niet weet. Een andere mogelijkheid is dat deze leerling niet zo veel zin heeft om na te denken en zich er snel vanaf wil maken.

    Laat een leergesprek om deze reden nooit eindigen met de goedkope woorden ‘ik weet het niet’. Bied leerlingen geen kans om te ontsnappen, maar stel vervolgvragen. Bij meerkeuzevragen kan je bijvoorbeeld vragen naar de stellingen die volgens de leerling zeker fout zijn en peilen naar de redenen hiervoor. Bij open vragen kan je eerst een aantal antwoorden verzamelen bij andere leerlingen, en de leerling in kwestie het meest volledige, correcte antwoord laten selecteren. Ook kan je de leerling een ‘hulplijn’ laten inschakelen, waarna hij of zij het antwoord in eigen woorden herhaalt. Voldoende opties dus. Enkel ‘ik weet het niet’ is dat niet. Meer info kan je hier terugvinden.

  • Passiviteit: Zorg ervoor dat leerlingen geen passieve houding aannemen wanneer ze zelf geen vraag moeten beantwoorden. Maak duidelijk dat je iedereen op elk moment kan aanspreken en doe dit ook echt. Indien leerlingen dit beseffen, zullen ze steeds betrokken blijven bij het denk- en leerproces.

  • Differentieer: Sterkere leerlingen die steeds hun hand opsteken, zijn het gewend vaak aan het woord te zijn en antwoord te geven. Om deze leerlingen niet te demotiveren, kan je hierop inspelen door hen te laten antwoorden op een wisbordje. Ook kan je de leerlingen de keuze laten om het formatieve evaluatiemoment mee te volgen of om bijkomende verdiepende opdrachten te maken.

Digitale mogelijkheden

Er bestaan verschillende digitale tools en websites die een random name picker aanbieden. Een grote meerwaarde hierbij is dat je de lijsten met namen kan opslaan onder verschillende klasgroepen, zodanig dat je de namen niet telkens opnieuw hoeft in te geven. Voorbeelden zijn Wheelofnames.com en Classroomscreen.com.

Bronnen
open

De werkwijzen en tips zijn gebaseerd op volgende bronnen:

  • Barton, C. (2023). Tips for Teachers: 400+ Ideas to improve your teaching. John Catt Educational Ltd.

  • Lemov, D. (2021). Teach Like a Champion 3.0. San Francisco, CA: Jossey-Bass, a Wiley brand.

  • Sherrington, T., & Caviglioli, O. (2021). Doorloopjes. Een visuele ontwerpgids voor leraren. Culemborg: Phronese.

  • Sherrington, T., & Caviglioli, O. (2022). Doorloopjes 2. Coachen op didactiek in 5 stappen. Culemborg: Phronese.

  • Wiliam, D., & Leahy, S. (2019). Formatief evalueren in de praktijk. Bazalt Educatieve Uitgaven.

  • Surma, T., Vanhoyweghen, K., Sluijsmans, D., Camp, G., Muijs, D., & Kirschner, P.A. (2019). Wijze lessen. Twaalf bouwstenen voor effectieve didactiek. Meppel: Ten Brink Uitgevers. 

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.