PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Door constant rond te lopen, mee te kijken over de schouder van leerlingen en te observeren, leer ik zó veel. Ik zie wanneer iemand niet goed mee is, ik weet waar de fouten zitten en ik zie wie wel en wie niet actief bezig is met de oefeningen. Het geeft me een goed beeld in hoeverre de leerlingen mee zijn met de leerstof.
Leraar lager onderwijs

Beschrijving

Observeren is een evaluatievorm waarbij je de leerlingen oplettend bekijkt. Nadien ga je jouw bevindingen interpreteren. De informatie die hieruit voortvloeit, kan je zowel formatief inzetten om het leerproces bij te sturen, als summatief om een punt te geven. Er zijn twee vormen van observeren:

  • Gerichte observatie: Je observeert doelgericht om een beeld te krijgen van een op voorhand bepaalde vaardigheid, attitude, handeling of competentie. Dit doe je aan de hand van een observatiewijzer of rubric.

  • Open observatie: Je observeert zonder op voorhand te hebben vastgelegd waar je op zal focussen. Je observeert breed, loopt rond, kijkt mee over de schouder van leerlingen, enzovoort. Dit kan een beter beeld geven in hoeverre leerlingen de leerstof beheersen.

Voordelen

  • Het helpt om het profiel van leerlingen breed in kaart te brengen. Het geeft je inzicht in het leerproces van leerlingen, maar geeft je ook een beeld van verschillende factoren (emotie, het cognitieve, taal, het sociale, motivatie en zelfsturing).

  • Het is bij uitstek geschikt om processen (zoals samenwerkingsprocessen) of een competentie (zoals zelfredzaamheid bij zelfstandig werk) te evalueren. 

  • Het leent zich perfect tot permanente evaluatie.

  • Je krijgt een beter beeld van de behoeften van leerlingen waardoor je hier beter bij kan aansluiten.

  • Het geeft aanleiding tot differentiatie en andere vormen van ondersteuning van het leerproces.

  • Je kan er al vroeg mee in het leerproces ingrijpen en onmiddellijk feedback geven.

  • Je krijgt een beter beeld van de redenen voor bv. demotivatie, agressie of mindere prestaties.

Observeren is een van de meest gangbare evaluatievormen. Leraren observeren voortdurend maar de rijke informatie die dit oplevert, wordt niet altijd optimaal ingezet.

Het doel waarmee je observeert (formatief of summatief) bepaalt hoe en met welk hulpmiddel je observeert. Gericht observeren om de sociale competenties van leerlingen te beoordelen is totaal iets anders dan observeren om een oplossingsstrategie van leerlingen bij te sturen.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Bronnen
open

De inhoud in dit overzicht is gebaseerd op volgende bronnen:

  • De Backer, F. & Philips, I. (2013). Toolkit breed evalueren competenties Nederlands in het secundair onderwijs. Departement Onderwijs en Vorming.

  • Heylen, L., Van Gucht, I., & Herssens, G. (2021). Breed evalueren in het basisonderwijs met 6- tot 12-jarigen. (1e dr.). Tielt: Uitgeverij Lannoo. 

  • Philips, I., Seghers, M., Versteden, P., & Ysenbaert, J. (2013). Toolkit competenties Nederlands breed evalueren in lager onderwijs. Departement Onderwijs en Vorming.

  • Vandeputte, S. (2014). Breed evalueren: omgaan met verschil in zijn en in leren. Impuls, 45(2), 75-83.

  • Vandeputte, S., & Matheeuws, K. (2016). Handvatten om breed evalueren waar te maken. Impuls, 46(3), 122-130.

Observeren om formatief te handelen: 5 tips

Tip 1: Wees actief

Neem geen vaste plaats in het lokaal in. Op deze manier zou je heel wat cruciale informatie kunnen missen. Loop rond, kijk mee over de schouder van leerlingen, vraag door wanneer je fouten opmerkt, ga na in hoeverre ze écht aan de slag gaan, welke gevoelens activiteiten oproepen, hoe ze samenwerken, enzovoort.

Tip 2: Niet overbodig veel praten

Stilte en concentratie zijn vluchtig. De minste afleiding kan de concentratie van leerlingen doorbreken en hun leerproces verstoren. Wanneer leerlingen aan de slag zijn met een opdracht, waak je er best over dat je hen niet afleidt door het woord te nemen. Grijp enkel in indien dit echt nodig is.  

Tip 3: Interpreteer niet (te snel)

Maak het onderscheid tussen observeren en interpreteren. Observeren veronderstelt dat je een onderzoekende houding aanneemt. Probeer steeds de redenen onderliggend aan het gestelde gedrag te ontdekken voor je hier een interpretatie aan koppelt. Om het geobserveerde gedrag correct te kunnen verklaren of te veranderen is het cruciaal een totaalbeeld te hebben.

Tip 4: Objectiviteit

Er bestaan een aantal valkuilen die de objectiviteit van een observatie kunnen beïnvloeden. We denken hierbij aan vermoeidheid, het tijdstip van de observatie, en een aantal psychologische valkuilen zoals de eerste indruk, het halo effect, het horn effect en de confirmation bias.

Tip 5: Verschillende contexten

Observeren beperkt zich niet enkel tot het klaslokaal. Het kan enorm waardevol zijn om jouw leerlingen ook eens te observeren tijdens het eten of terwijl ze zich ontspannen op de speelplaats. Dit helpt om het profiel van leerlingen verder in kaart te brengen. Doe ook beroep op collega’s. Leraren die lesgeven aan dezelfde klasgroep of collega’s die toezicht houden tijdens de pauzes kunnen je heel wat relevantie informatie verschaffen.

Observeren aan de hand van een observatiewijzer

Het doel van de observatie bepaalt of je best gebruikmaakt van een observatiewijzer en de vorm die het zal aannemen. Een observatiewijzer bevat de doelen die je voor ogen hebt, gekoppeld aan een scoringsmechanisme, zoals plus- en mintekens, duimpjes, emoji’s, een Likertschaal, een rubric, enzovoort. Het kan helpen om op een systematische wijze het leren van leerlingen in beeld te brengen. Dit dient om het leren te ondersteunen en bij te sturen (formatief handelen) of om het te beoordelen (summatief evalueren).

Praktijkvoorbeeld: Een observatiewijzer om het gedrag van leerlingen in kaart te brengen

Een leraar Mavo in de eerste graad B-stroom hanteerde onderstaande observatiewijzer. In de klas waren er een aantal leerlingen die geregeld storend gedrag vertoonden tijdens individueel werk. Om het gedrag van deze leerlingen systematisch in kaart te brengen, maakte hij gebruik van een eenvoudige observatiewijzer.

Naam leerling Gedrag Aantal Reactie (leraar of leerling
Leerling 1
Leerling 2
Leerling 3
  • De leraar gebruikte codes om het storende gedrag te benoemen. 

  • Hij hield bij hoe vaak dit gedrag zich stelde.

  • Hij noteerde beknopt hoe hij en de medeleerlingen reageerden op dit gedrag.

Dit overzicht gebruikte hij om na de les met de leerlingen in kwestie in gesprek te gaan.

Praktijkvoorbeeld: Observatiewijzer sociale competenties

Onderstaand observatieschema stelt je in staat om de sociale competenties te observeren bij leerlingen in de tweede en derde graad TSO/BSO.

observatiewijzer sociale competenties.
Observatiewijzer (gebaseerd op het werk van het Steunpunt Gelijke Onderwijskansen).

Praktijkvoorbeeld: Observatiewijzer schrift- en schrijfgedrag van leerlingen

Deze observatiewijzers dienen om het schrijfgedrag en handschrift van leerlingen uit de lagere school te beoordelen.

observatieformulier schrijfgedrag.
observatieformulier: schrijven.

Bron: https://www.klascement.net/iedereenteltmee/downloadbaar-lesmateriaal/59026/schrift-en-schrijfgedrag-observatieformulier/?previous

Praktijkvoorbeeld: Observatiewijzer onthaalperiode anderstalige nieuwkomers

Via onderstaande observatiewijzer kan je verschillende attitudes en gedragingen van anderstalige nieuwkomers binnen de school observeren (aandacht, samenspelen of -werken, agressie, zelfbeeld, zelfstandig werken, ....) tijdens verschillende schoolmomenten (klas, speelplaats, turnles, ....).

Gedurende de eerste twee lesweken van de leerling op school, wordt het (concreet waarneembare) gedrag geobserveerd. Na deze periode worden de observaties voorgelegd aan de klasleraar, de toezichthouders op de speelplaats, de NT2-leraar, de sportleraar en de leraar levensbeschouwing. Dit gesprek dient om de noden van het kind te bepalen en een begeleidingstraject op korte en middellange termijn uit te tekenen.

Dit formulier kan je ook gebruiken voor andere leerlingen, bij wie de observatie van gedrag aangewezen is.

Bron: https://www.klascement.net/iedereenteltmee/downloadbaar-lesmateriaal/88475/observatieformulier-voor-de-onthaalperiode-van-een-anderstalige-nieuwkomer-op-school/?previous

Digitale mogelijkheden

Indien je hier de toestemming voor krijgt, kan het bij bepaalde observaties een meerwaarde zijn om video-opnames te maken. Zo kan je bepaalde gedragingen op een later tijdstip herbekijken, wat de kwaliteit van de observatie ten goede komt. Daarnaast stelt het je in staat om te focussen op slechts één bepaald aspect van het gedrag of van de uitvoering van een opdracht. Je kan ook collega’s betrekken. Dit zal een betrouwbaardere observatie opleveren.

Bronnen
open

De inhoud is gebaseerd op volgende bronnen:

  • De Backer, F. & Philips, I. (2013). Toolkit breed evalueren competenties Nederlands in het secundair onderwijs. Departement Onderwijs en Vorming.

  • Heylen, L., Van Gucht, I., & Herssens, G. (2021). Breed evalueren in het basisonderwijs met 6- tot 12-jarigen. (1e dr.). Tielt: Uitgeverij Lannoo. 

  • Philips, I., Seghers, M., Versteden, P., & Ysenbaert, J. (2013). Toolkit competenties Nederlands breed evalueren in lager onderwijs. Departement Onderwijs en Vorming.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.