PROEV werd ontwikkeld door een consortium o.l.v. UGent en UAntwerpen, i.o.v. het Departement Onderwijs en Vorming

Onze leerlingen schrijven een uitgebreid stageverslag waarin ze reflecteren over hun functioneren op de stageplek. Als eindevaluatie volgt er een mondelinge verdediging waarbij we de leerlingen een aantal gerichte vragen stellen op basis van hun verslag. Maar we zijn nog op zoek naar een manier om dit wat gestructureerder aan te pakken.
Leraar organisatiehulp (3e graad secundair onderwijs)

Beschrijving

Het competentiegericht interview is een gestructureerd interview waarmee je de competentieontwikkeling van de leerlingen in kaart brengt. Leerlingen bespreken in een gesprek echt gebeurde situaties en lichten toe hoe ze hun competenties hebben laten zien. Zo ga je na over welke competenties leerlingen beschikken, waar zich mogelijke tekorten bevinden en waar bijsturing nodig is.

Voordelen

  • Je krijgt een beeld van moeilijk te vatten competenties zoals de plannings- en reflectieve competenties van leerlingen.

  • Het kan dienen als zelfstandig evaluatie-instrument, maar je kan het ook aanvullend inzetten (bijvoorbeeld bij portfolio’s of reflectieverslagen) om bijkomende informatie te verzamelen bij de leerlingen.

  • Het zorgt voor veiligheid en structuur voor de leerlingen.

Het competentiegericht interview is een tijdsintensieve evaluatiemethode. Evalueer per interview maximaal 2 à 3 competenties.

Een beknopt literatuuroverzicht kan je hier vinden.

Meer weten
open

De inhoud is gebaseerd op volgende bron:

  • Gijbels, D., & Dochy, F. (2010). Evaluatie. In Janssens, S. (edit.), Leren en onderwijzen (p. 121-175). Leuven, Acco.

Het STAR(R)-interview

Het competentiegericht interview kan volgens een vaste structuur verlopen, namelijk STAR. Dit staat voor Situatie, Taak, Actie en Resultaat, vaak uitgebreid tot STARR met een extra stap voor Reflectie.

Laat de leerlingen het gesprek ook via deze structuur voorbereiden. Bezorg hen de vragen die je mogelijk zal stellen tijdens het interview. Op deze manier zorg je voor veiligheid.

Per onderdeel van het STAR(R)-model, stel je onderstaande vragen. Je peilt hiermee naar de competenties die leerlingen ontwikkelen in bepaalde situaties.

Situatie: In welke situatie zijn de competenties ontwikkeld? Wat gebeurde er precies? Wie was aanwezig? (context)

  • Benoem een concrete situatie waarin een specifieke competentie is ingezet.

  • Denk hierbij in de tegenwoordige tijd en vanuit de ik-persoon.

  • Denk aan details, achtergrond, en indrukken. Roep beelden op.

Taak: Wat was in die situatie precies jouw taak, opdracht, doelstelling of rol? Wat werd er van je verwacht? (wat)

  • Wat wou je bereiken?

Actie: Welke actie ondernam je? Wat heb je concreet gezegd of gedaan? Hoe reageerde je? (hoe)

  • Licht deze acties zo concreet mogelijk toe.

  • Hoe reageerden anderen op jouw acties?

  • Wat waren de belemmeringen?

Resultaat: Wat was het resultaat? Wat gebeurde er daarna? (effectiviteit)  

  • Denk hierbij aan de vooropgestelde doelen die je wou bereiken.

Reflectie: Heb je goed gehandeld en wat zou er anders/beter kunnen?  

  • Ben je trots op het resultaat?

  • Wat voor gevoel hou je over aan de opdracht?

  • Wat zou je de volgende keer anders doen? 

Digitale mogelijkheden

Je kan de STARR-interviewmethode ook gebruiken in een online interview. Dit kan je bijvoorbeeld organiseren met Zoom of Microsoft Teams.

Bronnen
open

De inhoud is gebaseerd op volgende bron:

  • Gijbels, D., & Dochy, F. (2010). Evaluatie. In Janssens, S. (edit.), Leren en onderwijzen (p. 121-175). Leuven, Acco.

Het één per één beoordelen van opdrachten van leerlingen, al dan niet aan de hand van vooropgestelde kwaliteitscriteria.
Een evaluatieresultaat is betrouwbaar wanneer het niet wordt beïnvloed door niet-relevante factoren. Het resultaat weerspiegelt de mate waarin een leerling de leerdoelen beheerst.
De zorg die alle leerlingen nodig hebben om zich te kunnen ontplooien en om gebruik te kunnen maken van hun talenten en mogelijkheden.
De mate waarin het werkgeheugen wordt belast. Om het leerproces te bevorderen, dien je de cognitieve belasting te optimaliseren.
Een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes die leerlingen in complexe contexten kunnen toepassen.
De neiging om nieuwe informatie zodanig op te zoeken en/of te filteren dat deze de eigen ideeën, opvattingen en/of hypothesen bevestigt.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
In een constructief afgestemd onderwijsproces zijn de leerdoelen, de (summatieve) evaluatie en de onderwijs- en leeractiviteiten op elkaar afgestemd.
Een overzicht van de criteria die worden gebruikt om een opdracht te beoordelen. Het geeft aan waaraan een opdracht dient te voldoen en welke aspecten van belang zijn.
Het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen (interesses, leerstatus en leerprofiel) met als doel om een maximaal leerrendement voor alle leerlingen te realiseren op het vlak van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Het vermogen van leerlingen om informatie van verschillende bronnen te aanvaarden en te gebruiken om de kwaliteit van hun werk te verbeteren.
Het krijgen van te veel feedback waardoor leerlingen overrompeld worden en niet meer aan de slag kunnen met de feedback.
Aanpakken waarmee je het leerproces op de korte termijn bewust bemoeilijkt waardoor leerlingen harder moeten nadenken. Dit is gewenst omdat het op lange termijn voor leerwinst zorgt.
Het beschouwen van intelligentie als iets dat niet vaststaat, maar als iets kneedbaar. Personen met een growth mindset hebben de overtuiging dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden.
De neiging om een persoon (leerling) positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
De neiging om een persoon (leerling) negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect.
De moeilijkheid om je als expert te verplaatsen in de situatie van personen die bepaalde kennis (nog) niet hebben. Hoe meer kennis je hebt, hoe moeilijker om in te schatten hoe het is om deze kennis niet te hebben.
Een mentaal beeld van welk kwaliteitsniveau wordt verwacht, hoe verschillende kwaliteitsniveaus eruitzien en hoe je kan komen tot het nagestreefde kwaliteitsniveau.
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een evaluatie succesvol was (= evaluatiecriteria, succescriteria).
De leerdoelen omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het einde van een leerproces. In deze tool wordt onder leerdoelen zowel de eindtermen, leerplandoelen als concrete lesdoelen verstaan die leraren kunnen nastreven.
De wijze waarop leerlingen leren. Verschillen in leerprofiel hebben vooral te maken met de leerstrategieën en de leervoorkeuren voor bepaalde activiteiten.
Wat leerlingen al kennen en kunnen. Verschillen in leerstatus uiten zich voornamelijk op (meta)cognitief vlak, maar gaan ook over verschillen op sociaal-affectief en (psycho)motorisch vlak.
Het spreiden van leermomenten doorheen de tijd om zo tot een hoger leereffect te komen.
Een evaluatie-instrument is valide wanneer het meet wat je beoogt te meten.
De maatregelen die het zorgteam neemt in samenspraak met leerling, ouders en leraren. Het doel is om leerlingen die extra zorg nodig hebben te ondersteunen om de gestelde leerdoelen te bereiken.
Het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.
Het vermogen om het eigen leren te plannen, te monitoren en te evalueren.
Het in eigen woorden uitleggen van de leerstof.